BouwBelang: Platform voor bouw en infra van AFNL

Werkgelegenheid na korte dip weer omhoog

18-12-2023
door Redactie
GAzet

Ondanks een gematigde productiegroei en een afname van de arbeidsproductiviteit, heeft de bouwsector in de periode tussen 2020 en 2023 het aantal arbeidskrachten met 70.000 fte kunnen uitbreiden. Verwacht wordt dat dit aantal in 2024 licht daalt door de krimp van 2,5% die voor de bouwproductie wordt voorzien. Na 2025 zal met het aantrekken van de productie ook de werkgelegenheid weer verder toenemen, zo stelt het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in het rapport ‘Trends op de bouwarbeidsmarkt 2023-2027’.

Flexibilisering zet komende jaren door

Tussen 2020 en 2023 groeide de werkgelegenheid met 9%, goed voor 40.000 arbeidskrachten. Zij waren nodig om de productiegroei in die jaren op te vangen. Er waren 30.000 nieuwe arbeidskrachten nodig ter vervanging van natuurlijke uitstroom (pensionering en arbeidsongeschiktheid, red). “De bouw is erin geslaagd om in een periode met toenemende krapte op de arbeidsmarkt een sterke toename van de werkgelegenheid te realiseren. Deze groei is te zien bij zowel werknemers als bij de zzp’ers en uitzendkrachten in de flexibele schil. De groei binnen de flexibele schil was relatief sterker. Bij de uitzendkrachten kwam dit deels doordat de instroom van buitenlandse arbeiders tijdens de coronacrisis terugliep en in 2021 en 2022 weer sterk toenam”, zei EIB-directeur Taco van Hoek tijdens de presentatie van het rapport.

‘We merken dat mensen sneller uit voorzorg thuisblijven’

Instroom uit opleidingen

Van de nieuwe arbeidskrachten die zijn ingestroomd kwam ruim 50% uit de opleidingen. Bijna een derde deel, 22.000 mannen en vrouwen, kwam als zij-instromer vanuit andere sectoren in de bouw werken. Vanuit het buitenland traden 13.000 arbeidskrachten toe, goed voor zo’n 20% van de totale groei.

Volgens Van Hoek zal in 2024 de vraag naar nieuwe arbeidskrachten licht dalen. “Deze vraag kan volgend jaar volledig ingevuld worden door de instroom vanuit de opleidingen, die de afgelopen jaren weer is gegroeid. De toenemende interesse voor beroepen in de bouw heeft opleidingen gemiddeld 10% meer leerlingen opgeleverd, waarbij sommige gespecialiseerde opleidingen achterblijven.”

Ziekteverzuim drukt arbeidsproductiviteit

De arbeidsproductiviteit in de bouw daalt sinds 2019. “Die ontwikkeling laat zich deels verklaren door de sterkere groei van de werkgelegenheid dan de groei van de bouwproductie, maar ook het ziekteverzuim speelt een belangrijk rol. We krijgen dat verzuim maar niet omlaag”, aldus Van Hoek. “Tijdens de coronajaren was het ziekteverzuim goed te verklaren, maar het blijft daarna hoog. We merken dat mensen sneller uit voorzorg thuisblijven.”

Daarnaast speelt de dalende nieuwbouwproductie een grote rol. Van Hoek: “Werden er in 2021 nog 80.000 vergunningen verleend, in 2022 lag dat aantal op 70.000 en in 2023 zal de teller bij 60.000 vergunningen blijven steken. Een terugval van 25% in twee jaar tijd. Dat zie je terug in de arbeidsproductiviteit. Woningnieuwbouw is echt een zorgenkindje geworden. De renovatie gaat overigens wel goed, maar kan de negatieve ontwikkeling in de nieuwbouw niet compenseren.” Van Hoek benadrukte overigens dat de bouwsector niet de enige is waar de arbeidsproductiviteit daalt. “Dat geldt voor de gehele Nederlandse economie.”

 

Groei vanaf 2025

Zowel voor de werkgelegenheid als de arbeidsproductiviteit voorspelt het EIB dat 2024 nog een lichte negatieve ontwikkeling laat zien. “De werkgelegenheid neemt met 1% af. Die daling komt bijna volledig vanuit de werknemers die met pensioen gaan of arbeidsongeschikt raken. De arbeidsproductiviteit daalt naar verwachting ook verder. In de periode tussen 2025 en 2027 groeit deze wel weer, maar deze komt niet uit boven het niveau van 2019.

De groei die plaatsvindt in de aansluitende periode tussen 2025 en 2027 komt volgens het EIB volledig voor rekening van de zelfstandigen en uitzendkrachten. “We zien dat de flexibiliseringstrend in de bouw de komende jaren steeds verder doorzet.”

 

‘De groei binnen de flexibele schil was relatief sterker’

 

Om het werk in de renovatie en nieuwbouw in de periode tussen 2025 en 2027 uit te kunnen voeren, zijn bijna 50.000 arbeidskrachten nodig. Deze instroombehoefte zou volledig vanuit opleidingen opgevangen kunnen worden. Van Hoek: “Vanwege de fasering in werk is er in 2024 en 2025 zelfs nog ruimte voor uitstroom naar andere sectoren. Vanaf 2026 moet een kwart van de arbeidsvraag echter al via buitenlandse arbeidskrachten of andere sectoren gerealiseerd worden.”

Het EIB stelt dat die opgave op macroniveau wel gehaald kan worden, maar dat er voor specifieke beroepen wel knelpunten kunnen optreden. “Die uitdagingen zien we vooral voor UTA-personeel en installateurs en andere gespecialiseerde beroepen die zijn betrokken bij de verduurzaming van de woningen”, aldus Van Hoek.

 

 

Zelfde beeld op gww-arbeidsmarkt

Aanvullend aan het sector brede onderzoek, deed het EIB dit jaar ook aanvullend onderzoek naar de trends op de arbeidsmarkt in de grond-, weg- en waterbouw. “In de periode tussen 2018 en 2022 is ook in de gww-sector de werkgelegenheid gegroeid en de arbeidsproductiviteit gedaald. Bij een gelijkblijvende productie, steeg de werkgelegenheid met 6% en dat is één van de oorzaken van die dalende arbeidsproductiviteit”, aldus Van Hoek in een toelichting.

Andere oorzaken van de ontwikkelingen in deze sector zijn een hoger ziekteverzuim en de verschuiving van kapitaalintensieve deelmarkten als civiele betonbouw en spoorbouw naar meer arbeidsintensieve deelmarkten als grondverzet en kabel- en leidingwerk. “Ook de verschuiving van nieuwbouwwerkzaamheden naar vervanging, renovatie, reconstructie en onderhoud speelt een rol.”

 

Variatie in deelmarkten

Volgens Van Hoek vertoont de gww-sector een gevarieerd beeld. “We zien behoorlijke verschillen in de ontwikkelingen op de deelmarkten binnen de gww. De totale sector groeide weliswaar met 6%, maar bijvoorbeeld de wegenbouw liet een krimp van 9% zien. Kabel- en leidingwerk en grondverzet noteerden met respectievelijk 30% en 14% de grootste groei.”

Die laatste twee bieden voor de periode tot 2030 volgens het EIB ook de grootste groeikansen. “Samen met natte waterbouw zal de werkgelegenheid en de arbeidsproductiviteit in deze deelmarkten het hardst groeien.”

Het EIB verwacht dat in 2030 de gww-productie naar schatting ruim 22 miljard euro bedraagt, dat is 8,5% hoger dan de 20,5 miljard euro in 2022. Hierbij ontwikkelt de productie in de deelmarkten kabels en leidingen, natte waterbouw en grondverzet zich dus naar verwachting gunstiger dan in de andere deelmarkten.

 

UTA-opleidingen vragen actie

De uitdagingen in de gww lijken volgens het EIB op macroniveau goed uitvoerbaar. “De krapte lijkt vooral te spelen bij het UTA-personeel, het elektrotechnisch personeel en bij enkele kleine gespecialiseerde beroepen. Omdat de opleidingen voor UTA in de gww naar verwachting gaan afnemen, vraagt dit om actie. Daar ligt volgens ons een belangrijke rol voor opdrachtgevers”, aldus Van Hoek.

Die actie kan bestaan uit het verminderen van de complexiteit van opdrachten en de benodigde certificeringen. “Daarmee kan de krapte op de arbeidsmarkt afnemen. Daarnaast kan het werken met meer dagwerk of langere werkvensters tijdens het nachtwerk ervoor zorgen dat het bouwplaatspersoneel meer ingezet kan worden.”

De sector kan volgens het EIB zelf ook maatregelen nemen omkrapte op de arbeidsmarkt tegen te gaan. “Daarbij kun je denken aan het verhogen van de arbeidsproductiviteit of meer wervingsinspanningen doen om het marktaandeel in de opleidingen te vergroten. Kansrijk is ook het initiatief om samen met opdrachtgevers tot een vijver van potentiële leerlingen te komen”, aldus Van Hoek.