BouwBelang: Platform voor bouw en infra van AFNL

“Antwoord op tekort vakmensen”

24-11-2021
door Redactie
Thema’s

Ontwikkelende bouwer Van Wijnen richt een nagelnieuwe fabriek in voor volledig geprefabriceerde woningen en appartementen – volgend jaar operationeel en een maximum capaciteit van jaarlijks 4.000 woningen. Daarmee neemt het bouwconcern alle bouwdisciplines in eigen hand. Wat betekent dat voor de traditionele bouwketen van gespecialiseerde co-makers en zzp’ers? Erwin Kersten, regiodirecteur Van Wijnen Zuid, over de visie achter de industrialisatie van het woningbouwproces.

Van Wijnen: ondanks industrialisatie voldoende werk voor iedereen

Volgend jaar start ontwikkelende bouwer Van Wijnen in de nagelnieuwe fabriek te Heerenveen met de productie van prefab-woningen en –appartementen.

Tekst: Arie Grevers – Foto’s: Kees Stuip en Van Wijnen

“De prefab-woning gaan we van begin tot eind produceren met eigen mensen. In de fabriek nemen machines en robots veel van het handwerk over. Er staat een nettenlasrobot die de betonstaalmatten en -korven op maat maakt. Een andere robot verricht het metselwerk en de betonmixer maakt precies zoveel beton als we nodig hebben voor vloeren en wanden. Voor de productie van de badkamers en energiekern (installatieruimte met installaties zoals meterkast, warmtepomp en WTW-unit) hebben we samenwerking gezocht met het internationaal opererende industrieel familiebedrijf VDL (zie kader). De bouwlocatie waar de woning komt te staan is inmiddels bouwrijp gemaakt en de fundering aangebracht. Dan transporteren we de bouwdelen naar de bouwplaats alwaar een assemblageploeg in één dag de woning weer- en winddicht maakt. Wanden, dak, vloeren, trappen, badkamer, toiletten zijn gemonteerd en hebben een hoog afwerkingsniveau, doordat ze onder geconditioneerde omstandigheden gemaakt zijn. Een afbouwploeg hoeft vervolgens nauwelijks meer te doen dan de boel af te werken en de installaties aan te koppelen. Een kwestie van plug en play dus. Daarna kan in principe de sleuteloverdracht plaatsvinden. Bij appartementen vergen de installaties iets meer aandacht doordat de wooneenheden gestapeld zijn.”

“Alles wat schaars is wordt duur. Goede vakmensen worden op termijn onbetaalbaar.”

Erwin Kersten, regiodirecteur Van Wijnen Zuid: “Hout of beton, iedereen draagt de verantwoordelijkheid om binnen de eigen materiaalkeuze te innoveren en te verduurzamen.”

Radicale breuk?

Erwin Kersten schetst in een notendop hoe het productieproces van een deel van de woningen volgend jaar tot stand komt als de fabriek, met een capaciteit van 4.000 woningen per jaar, in Heerenveen operationeel is. Het prefab-product past – net als de meer traditioneel geproduceerde woningen – in Van Wijnens woningbouwconcept Fijn Wonen.
Het is opvallend dat de bouwer weer alle bouwdisciplines in eigen huis haalt voor de productie van het prefab-woonproduct. Het lijkt een radicale breuk met de trend van de afgelopen vijfentwintig jaar, waarin het grootbedrijf zich ontpopte als regisseur en het uitvoerende werk overliet aan gespecialiseerde onderaannemers in de bouwketen. Moeten die gespecialiseerde partijen nu maar iets anders gaan doen?

Bussenbouwer maakt natte cellen

Op steenworpafstand van de woningfabriek in Heerenveen staan de hallen van bussenproducent VDL Bus en Coach. Tot voor kort liepen hier de touringcars en stadsbussen van de lopende band. Deze activiteiten zijn nu ondergebracht op een andere VDL-locatie. Vanaf volgend jaar worden hier kant-en-klare badkamers, toiletten en energiekernen gemaakt voor de prefab-woningen en –appartementen van Van Wijnen. “De samenwerking van de bussenbouwer en de woningbouwer is minder vreemd dan het op het eerste gezicht lijkt”, zegt Erwin Kersten. “VDL is gewend om met stalen frames te werken. De stap van een bus bouwen op een chassis naar een badkamer met metal stud wanden op een stalen basis vinden ze bij VDL niet zo groot als het voor een buitenstaander misschien lijkt.”

Co-makers blijven

In de fabriek worden straks prefab-producten gemaakt, die passen in Van Wijnens woningbouwprogramma Fijn Wonen.

Die laatste conclusie wil Erwin graag nuanceren en deels ontkrachten.
“Het klopt dat de bouw de afgelopen vijfentwintig jaar rigoureus is veranderd. Ik kan me nog herinneren dat hoofdaannemers in de eigen werkplaats kozijnen en trappen maakten en betontimmerlieden, metselaars, en gespecialiseerde timmerlieden in dienst hadden. Kort door de bocht waren alleen de afbouwbedrijven en de installateur onderaannemers. Dat is drastisch veranderd. We realiseren nu onze gebouwen in de bouwketen met co-makers, betrouwbare partners die met hun specialisme een essentiële bijdrage leveren aan de ontwikkeling en de kwaliteit van wat we doen. Dat blijft zo. Alleen voor woningen en appartementen die we in de fabriek maken zie je een ommekeer. Daar gaan we produceren met eigen mensen om grip te houden op het proces. Het is ook een ander type vakman dan dat je tegenkomt bij de gespecialiseerde bedrijven op de bouwplaats. Op de bouwlocatie wordt straks feitelijk alleen nog maar geassembleerd.

En verder: het gaat pas op termijn om een productiecapaciteit van maximaal 4.000 woningen per jaar. En dat is maar een fractie, vier procent, van de 100.000 woningen waarop de samenleving tot 2030 jaarlijks rekent. Ook zal de markt nog wel even moeten wennen, waardoor de eerste paar jaren de maximale capaciteit nog niet haalbaar is. Dat is ook niet nodig voor een sluitende exploitatie.
Bovendien, niet alle 100.000 woningen zullen geschikt zijn voor industriële bouw. Op binnenstedelijke locaties waar alleen ruimte is voor hoogbouwiconen heeft de prefab-woning bijvoorbeeld niks te zoeken. Ook voor particulieren die een woning laten bouwen is het product niet bedacht. Voor professionele opdrachtgevers begint het bij een afname van circa twintig woningen.
Het merendeel van de jaarlijks benodigde nieuwe woningen wordt dus nog altijd gebouwd in de traditionele bouwketen. Voldoende werk aan de winkel dus voor al die gespecialiseerde aannemers en zzp’ers in de bouwketen. We verwachten overigens wel dat industrialisatie op de langere termijn een substantieel deel van de traditionele bouw vervangt.”

Presenteert Van Wijnen dan niet een sigaar uit eigen doos? Want het bedrijf profileert zich ook met woningen uit de traditionele koker.
“Misschien voor een klein deel. We verwachten echter dat we dat elders kunnen compenseren. Bijvoorbeeld in de verduurzaming en renovatie. Daar zijn de opgaven eveneens immens.”

 

Industrialisatie antwoord op tekort vakmensen

“Metselaars, stukadoors, betonvlechters. Ze komen uit Polen, Roemenië, Portugal en Hongarije en helpen ons uit de brand. Maar net als alles wat schaars is in een vrije markt economie, wordt de arbeid van die vakmensen op den duur onbetaalbaar”, zegt Erwin Kersten. “Nederlandse aanwas is er niet of nauwelijks. Hoeveel metselaars jonger dan 25 jaar zien we op de bouwplaatsen?”
Industrialisatie is één van de oplossingen voor dit probleem vindt de regiodirecteur van Van Wijnen Zuid.

Dubbele efficiëntieslag

De gedachte bij industrialisatie van het bouwproces is toch ook dat woningengoedkoper worden voor de woonconsument?
“Daar ga ik wel vanuit. Al kunnen wij daar maar ten dele invloed op uitoefenen. We bouwen voor beleggers, ontwikkelaars, woningcorporaties en gemeenten. Wat zij uiteindelijk doen is afhankelijk van de ontwikkelingen op de woonmarkt. Dat geldt natuurlijk ook voor ons. Maar we zijn wel in staat om een dubbele efficiëntieslag te maken. In de traditionele situatie moet elke schakel in de bouwketen een paar procent verdienen. Die stapeling van marges halen we er tussenuit. Anderzijds zie je nu nog enorme verspillingen van materialen. Door industrieel produceren wordt het afval per woning gereduceerd tot minder dan de inhoud van een kliko.

CO2-reductiewinst

Geen verspilling van materialen is bovendien pure CO2-reductiewinst, vervolgt Erwin zijn betoog. “De samenleving verwacht van ons dat we onze processen zo inrichten dat we een bijdrage leveren aan de strijd tegen de opwarming van de aarde. En we vinden ook zelf dat we daaraan wat moeten doen.”
Waarom is er in dat perspectief niet gekozen voor houtskeletbouw?
“Hout of beton, welk materiaal is het meest duurzaam? We denken dat er op de Nederlandse markt voldoende plaats is voor beide bouwmaterialen. Wij hebben een duidelijke keuze gemaakt. En iedereen draagt de verantwoordelijkheid om binnen de eigen materiaalkeuze te innoveren en te verduurzamen. Ons beton is bijvoorbeeld 60 procent minder CO2-belastend dan het normale beton uit de mixer van een centrale. Dat heeft te maken met de inzet van deels circulair verkregen grondstoffen en andere toeslagmaterialen dan het ‘CO2-intensieve’ cement. Onze ambitie – en daar werkt onze R&D-afdeling hard aan – is geheel CO2-neutraal beton.”
Verder wijst Erwin nog op al die auto’s en busjes van stukadoors, vlechters en metselaars die ’s ochtends naar bouwlocaties rijden en ’s avonds weer terug. “Voor elke woning rijden wij maar één keer naar de bouwlocatie.”

Zo kan een geprefabriceerde badkamer eruit zien.

Beperkende regeltjes schrappen

Er moet Erwin ten slotte nog wat van het hart. Hij merkt dat sommige opdrachtgevers en met name ook de welstandcommissies nog moeten wennen aan het geïndustrialiseerde woonproduct.
“De configuratie van ons woonproduct staat een groot aantal varianten toe, zowel in de grondgebonden woningen als appartementen – galerij-appartementen tot acht verdiepingen en toren-appartementen tot veertien verdiepingen met zes tot acht wooneenheden per verdieping. Voor grondgebonden woningen is er keuze uit een bouwlaag met kap, tweebouwlagen met kap, driebouwlagen met platdak en breedtes van 4.80m tot 6.00m, telkens met tussenstappen van 30cm. Verder een keur aan gevels en kozijnindelingen. Maar als het niet in de configuratie staat, dan komt ’t er ook niet uit. En dat is soms wennen. Ook voorschriften van welstandcommissies kunnen de haalbaarheid bemoeilijken. Een marginale overschrijding van een bepaalde nokhoogte wordt dan opeens bepalend. Hier kunnen projecten op stuklopen. Dat soort regeltjes frustreren de voortgang van de bouwopgaaf. Daar moeten we maar eens van af.”

Van Wijnen

De ontwikkelende bouwer is één van de tien grootste vaderlandse bouwconcerns en bedient de Nederlandse bouwmarkt met alle voorkomende bouwdisciplines, van ontwikkelen, nieuwbouw, renoveren tot transformeren en beheren. En dat doen ze voor de maatschappelijke sectoren wonen, werken, zorgen, leren en recreëren.


Industrialisatie gaat nauwelijks ten koste van het bouwen in de traditionele keten, zegt regiodirecteur Erwin Kersten. Klopt het wel wat hij zegt? Kijk ook even naar de column van Arie en geef uw reactie via arie@bouwbelang.com!