Kansen en uitdagingen van SEB en ZES
SEB en ZES: in de nabije toekomst moeten mkb-bouw en -infra schoon en emissieloos werken en ook binnenstedelijk 100% zero-emissie bouwmaterieel inzetten. Hoe ga je daar als ondernemer mee om? Waar liggen kansen en waar knelt het in de bouwpraktijk?
Tekst: Hans Fuchs
Foto’s: Kees Stuip
Wat is wijsheid, de komende jaren, voor de bedrijven in mkb-bouw en -infra, die op weg moeten naar het schoon en emissieloos bouwen van de SEB en de zero-emissie stadslogistiek van de ZES? Op de themabijeenkomst emissieloos bouwen van de AFNL gaven Nico Willemsen van Cumela en accountmanagers Boyd Schooneman en Mario Kater van GP Groot aan wat de sector te wachten staat en hoe schoon en emissieloos bouwen in de praktijk kan worden gebracht. Voorafgaand gaf AFNL-directeur Jaco Uittenbogaard een bondige toelichting op SEB en ZES. (Zie ook het artikel: “Op weg naar schoon en emissieloos bouwen“.)
Formule van Daum
Salesmanager NXT Mobility Boyd Schooneman van GP Groot gaf de aanwezigen op de AFNL-bijeenkomst houvast bij de keuze voor de beste energiebron annex brandstof voor schoon en emissieloos werken. Schooneman legde om te beginnen de klimaatschade per type brandstof voor, uitgedrukt in de CO2-uitstoot per kilometer: “Elektrische mobiliteit uit groene stroom komt dan op de eerste plaats, gevolgd door groene waterstof, met een derde plaats voor biodiesel HVO 100.” Daaronder scoorden elektrische mobiliteit uit een mix van groen en grijs, grijze waterstof en diesel B7.
Maar aan alleen een schone energiehouder of brandstof heb je als ondernemer in de mkb-bouw of infra niets, aldus Schooneman. Hij liet daarom op de diverse typen brandstof en energiebronnen ook nog eens de Formule van Daum los, bedacht door en vernoemd naar CEO Martin Daum van Daimler Trucks. Die hanteert drie criteria voor een succesvolle adaptatie in de praktijk: de beschikbaarheid van voertuigen, de laad- annex tankinfrastructuur en een concurrerende TCO (total cost of ownership).
Rode smileys
De scores drukte Schooneman per criterium uit in smiley’s. Hieruit rolde voor waterstof drie keer een rode smiley met omlaaggekrulde mondhoeken op de beamer: weinig voertuigen rijden op waterstof, de Nederlandse tankinfrastructuur is met zo’n twintig tankstations erg overzichtelijk en ook de TCO is in Nederland niet goed. Batterij/elektrisch scoorde bij Schooneman beter, dankzij een breed aanbod aan personenauto’s, bestelbussen en trucks: “Nederland is bovendien koploper als het gaat om de openbare laadinfrastructuur.” Maar bij de TCO scoort batterij/elektrisch oranje: de aanschafprijs van een e-voertuig is ongeveer het drievoudige van die van een dieselvoertuig. De energiekosten zijn wel lager dan bij een diesel. Schooneman: “In sommige gevallen leidt dat tot een positieve TCO – geruggesteund door subsidie wel te verstaan.”
Ook HVO 100 kreeg een oranje TCO, vanwege de meerprijs ten opzichte van reguliere diesel. Schooneman: “Voordeel is wel: je hoeft niet te investeren in een nieuw voertuig. HVO 100 is geschikt voor alle dieselmotoren en Nederland heeft ruim 120 tankstations in Nederland en landelijke bezorging thuis.”
Bio-LNG
LNG (de bio-variant) scoort bij Schooneman drie keer groen – maar is bij gebrek aan personenenauto’s en bestelbussen op LNG voorbehouden aan trucks (van onder meer Volvo, Iveco en Scania). GWW-materieel op LNG is evenmin voorhanden. De Nederlandse tankinfrastructuur telt 36 tankstations. Bij de TCO concludeert Schooneman: “De aanschafprijs van het voertuig is hoger, de gaskosten zijn lager. Bio-LNG heeft een lagere TCO dan diesel bij circa 100.000 kilometer per jaar.” Maar ook geldt een kanttekening: door de oorlog in Oekraïne is de prijs van LNG momenteel fors hoger. Onderaan de streep geldt dus: de uitkomsten van de Formule van Daum zijn niet in steen gebeiteld, maar afhankelijk van technische ontwikkelingen en marktomstandigheden.
HVO 100 in de praktijk
Mario Kater, key-accountmanager bij GP Groot Energie, schetste aan de hand van een casus uit de praktijk de voordelen van HVO 100: “Zonder extra investering is het mogelijk HVO 100 te gebruiken. Hierdoor ontstaat gunningsvoordeel in geval van tenders en aanbestedingen ten opzichte van fossiele diesel. Dit heeft te maken met CO2-reductie. Door inschrijven op tenders met HVO 100 is er ook minder concurrentie en is de prijs minder van belang, hierdoor voorkom je dat je terechtkomt in een prijsgevecht. Het prijsverschil tussen fossiele diesel en HVO 100 kan verrekend worden in het uurtarief, hierdoor wordt het verschil kleiner. Er gaan geruchten over uitval van wagen- en machinepark vanwege het gebruik van HVO 100. In deze praktijksituatie was dat niet het geval.”
SEB: waar lopen we tegenaan?
Beleidsmedewerker Nico Willemsen van brancheorganisatie Cumela informeerde de aanwezigen over de consequenties van het SEB-programma in de praktijk: “De grootste vraag rond SEB is: ‘Waar lopen we tegenaan?’.”
Willemsen uitte zijn onvrede over sommige aspecten van SEB: “Natuurlijk, er is al veel bereikt. Er is eenduidig beleid, we hebben invloed gehad op de nog steeds zeer ambitieuze ingroeipaden en op de eventuele bijstelling ervan. Tractoren in de bouw zijn binnen SEB erkend. Er is samenwerking tussen de branches en erkenning van de sector. Maar: subsidies zijn beperkt tot bouwbedrijven en bouwmachines. Als je je materieel inzet voor onderhoud van een natuurterrein, grijp je mis.”
Ook bij het gebruik van de drie ambitieniveus binnen SEB plaatste Willemsen kanttekeningen: “Sommige gemeenten denken: ‘Ik kies lekker voor mijn eigen, nog hogere niveau’. Waarom hebben we dan een SEB-convenant?! Andere mede-overheden, zoals provincies en waterschappen, hebben gekozen voor het basisniveau. Spring dan niet als kikker uit de kruiwagen door een hoger niveau aan te houden!”
De grootste uitdagingen
In zijn lezing stipte Nico Willemsen meerkosten, laadinfra en de beschikbaarheid van machines aan als de grootste uitdagingen van SEB. Daarmee raakte hij een snaar in de zaal; aanwezigen haalden volop voorbeelden aan van extreem lange wachttijden bij de aanvraag van (binnenstedelijke) laadinfra of het organiseren van een verzwaring van je eigen netaansluiting. Willemsen: “Dat is ook onze grootste zorg. Wie moet het regelen? Ik wil iedereen op het hart drukken: doe die aanvraag toch, ook bij lange wachttijden.”Bij de meerkosten van schoon en emissieloos bouwen adviseerde Nico Willemsen: “Ga het gesprek met de opdrachtgever aan!”. Maar dat loopt in de praktijk niet altijd goed, bleek vanuit de zaal: “Ik ging dat gesprek aan… Mijn opdrachtgever koos vervolgens voor diesel.”
Willemsen betoogde echter dat bouwers organisaties met het SEB-convenant om de oren mogen slaan die kozen voor het hoogste niveau binnen SEB (het Ambitieniveau). Tot deze zogeheten ‘koplopers’ behoren onder andere Rijkswaterstaat, Prorail, Amsterdam, Arnhem, Breda, Den Haag, Eindhoven, Den Bosch, Nijmegen, Rotterdam en Tilburg. Willemsen: “Met het ondertekenen van het SEB-convenant hebben zij zich namelijk bewust verklaard met de daarmee gepaard gaande meerkosten!”
Meerkosten, laadinfra en de beschikbaarheid van machines zijn de grootste uitdagingen van SEB
L + W = D
Ook Nico Willemsen hanteerde in zijn lezing een formule: L + W = D. Willemsen gebruikt deze formule onder meer in gesprekken met ambtenaren die denken dat ondernemers als vanzelfsprekend duurzaamheid als eerste motief gebruiken bij hun keuzes: “Het is echter het financieel perspectief wat telt. Daarom mijn formule L + W = D: Loont het? Werkt het? Dan gaan onze ondernemers het Doen! Als dat een duurzame keuze blijkt is dat mooi meegenomen.” Bij ondernemers zet Willemsen zijn formule als advies in: “Zet deze stap alleen als er een perspectief is. De TCO moet goed zijn. En daar heb je de opdrachtgever bij nodig!”
Nieuw materieel
Aan de hand van de afspraken uit het SEB-convenant illustreerde Nico Willemsen de noodzaak van nieuw materieel: “Kijk gewoon eens naar de eisen aan mobiele werktuigen, in het bijzonder pompen en generatoren volgens het minimumniveau uit het convenant. Praktisch vertaald: voor een bouw- of sloopwerk krijg je vanaf 2028 geen bouwvergunning meer – tenzij die pompen en generatoren 100% ZE (zero-emissie) zijn. Voor waterschappen en provincies geldt: zij gaan je houden aan hun basisniveau, want ze hebben een resultaatverplichting. Onder aan de streep betekent dat: in 2035 moet alles 100% ZE zijn.”
Meer informatie?
Kijk op www.opwegnaarseb.nl en www.opwegnaarzes.nl.
Actualiteiten en praktijkvoorbeelden op: www.degroenekoers.nl.
Adviezen aan ondernemers
Nico Willemsen zette in zijn lezing een aantal adviezen aan ondernemers op een rij:
- Ga in gesprek met je opdrachtgevers! – overheden én (hoofd-)aannemers.
- Investeer alleen als je afspraken en financieel perspectief hebt.
- Onderzoek welke technische mogelijkheden er al wél zijn.
- Motiveer je medewerkers om anders te denken/kijken (geef zelf het goede voorbeeld).
- Onderzoek de mogelijkheden voor eigen/creatieve energievoorziening.
- Benut stimuleringsmogelijkheden!
Adviezen aan opdrachtgevers
Ook voor opdrachtgevers had Nico Willemsen enkele suggesties:
- Voer (ook) het gesprek met de machine-eigenaren (mkb).
- Stem ambitieniveau af/bij op SEB-ingroeipaden begin met het Basisniveau.
- Niet direct volledig ZE!
- Bied kans voor gefaseerde ingroei.
- Kies voor project/pilot ervaring i.p.v. generiek beleid.
- Eerst alleen gebiedsgericht (nabij N2000-gebieden).
- Begroot meerkosten, zorg voor financiële impuls.
- Doe een beroep op SPUK-gelden (mede-overheden).
- Borg naleving.
- Werk samen met De Groene Koers.