Onderzoek: Vleermuisdetectie kan isolatietempo redden
Met gevalideerde opsporingsmethoden voor vleermuizen kunnen isolatiebedrijven bijna zeventig procent meer spouwmuren van woningen isoleren tot aan 2030, dan zonder deze aanvullende methoden. Dat blijkt uit onderzoek door W/E Adviseurs. De markt voor spouwmuurisolatie krimpt snel sinds de uitspraak van de Raad van State over de manier van onderzoek naar beschermde diersoorten, zoals vleermuizen. Dat kunnen en moeten we snel oplossen: voor een betaalbare energierekening, minder afhankelijkheid van gasimport, het klimaat én voor de werkgelegenheid in de sector.
De Raad van State bepaalde dat een isolatiebedrijf met haar werkwijze de zorgplicht in de Wet natuurbescherming had overtreden. Met een flinke afname in vraag naar (spouwmuur)isolatie als gevolg, vanwege te veel onduidelijkheid over de wijze waarop er natuurvriendelijk geïsoleerd moet worden. Maar vooral doordat isolatiebedrijven nu niet voldoende werkvoorraad kunnen opbouwen om in de zomer- en winterperiode door te kunnen isoleren. Met nieuwe, nog te valideren opsporingsmethoden kunnen zowel de vleermuizen als het tempo van het isoleren van spouwmuren worden gered. Het is hard nodig dat die opsporingsmethoden, in aanvulling op de tijdelijke werkwijze, snel kunnen worden ingezet, anders valt een groot deel van de arbeidscapaciteit in de isolatiesector blijvend weg. Dan moeten te veel bewoners te lang wachten op een geïsoleerd huis.
Innovatieve opsporingsmethoden
Bij innovatieve opsporingsmethoden, zoals eDNA, worden sporen van vleermuizen en andere dieren in de spouwmuur opgespoord. Hierdoor kunnen meer woningen worden geïsoleerd. Dankzij deze methoden kunnen isolatiebedrijven hun personeel meer continu inzetten, omdat in dit geval geen werkzaamheden voor het natuurvrij maken van de woningen nodig zijn als er geen sporen zijn aangetroffen. Pas wanneer er sporen zijn aangetroffen, schakelt het isolatiebedrijf over op de tijdelijke werkwijze, zoals voorgesteld door het ministerie van BZK. Isolatiebedrijven hoeven dan minder in te krimpen en faillissementen kunnen worden voorkomen, simpelweg omdat zij meer woningen kunnen blijven isoleren.
Als het werken met deze opsporingsmethode is toegestaan per begin september, kunnen er bijna 138.000 woningen extra geïsoleerd worden tot aan 2030, vergeleken met de werkwijze waarbij direct gewerkt wordt volgens de natuurkalender, zo blijkt uit het onderzoek van W/E Adviseurs. Een gemiddeld huishouden bespaart jaarlijks € 658,- na spouwmuurisolatie. Dat levert zo’n 460 m3 aan aardgasbesparing op en een vermindering van 844 kg CO2. Het isoleren van de spouwmuur is een belangrijk middel om energiearmoede te verminderen.
De voorgestelde tijdelijke werkwijze gaat ervan uit dat er in elke woning potentieel vleermuizen aanwezig zijn. De woningen worden niet vooraf onderzocht. Daarom moet er overal gewerkt worden met een natuurkalender: de isolatiebedrijven moeten vooraf (in de aangegeven maanden) de spouwmuur vleermuisvrij maken en kunnen dan vaak pas maanden later isoleren. De huidige werkwijze én de nog in ontwikkeling zijnde aanpak met soortenmanagementplannen stellen beiden een maximum aan het aantal te isoleren woningen per jaar. Het werken volgens een natuurkalender zorgt ervoor dat isolatiebedrijven veel minder isolatiewerkzaamheden kunnen verrichten. W/E adviseurs berekende dat bij het werken met een natuurkalender ongeveer 200.000 woningen kunnen worden geïsoleerd tot aan 2030 in plaats van de 550.000 waar eerder op werd gerekend. Met de toepassing van gevalideerde opsporingsmethoden zijn dat zo’n 338.000 woningen.
Nationaal Isolatieprogramma
Het Nationaal Isolatieprogramma (NIP) beoogt slecht geïsoleerde woningen sneller te isoleren. Het programma zou voor een meer voorspelbare ‘verbouwstroom’ richting isolatiebedrijven gaan zorgen, waardoor deze bedrijven ook konden gaan opschalen. In plaats daarvan is nu in de praktijk sprake van een forse vertraging door de werkwijze rond natuurvriendelijk isoleren. Isolatiebedrijven moeten personeel ontslaan, kiezen ervoor om andere bedrijfsactiviteiten uit te gaan voeren, richten zich op het buitenland of gaan zelfs failliet. Crises in het verleden laten zien dat personeel dat noodgedwongen vertrekt uit de sector, niet meer snel terugkomt.
Als we niet uitkijken, kunnen we hier nog jaren last van houden. Nieuwe opsporingsmethoden kunnen in aanvulling op de tijdelijke werkwijze echt voor een beter herstel van de markt zorgen. Het is daarom noodzakelijk dat op zeer korte termijn bepaalde opsporingsmethoden (die isolatiebedrijven zelf mogen uitvoeren) mogelijk worden. De VENIN en NVDE doen de dringende oproep om daarmee haast te maken met de ontwikkeling en validatie, zodat in september gevalideerde methoden klaarliggen. Daarvoor is het nodig dat de validatie van de opsporingsmethoden gefaseerd wordt uitgevoerd. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen het uitsluiten van de aanwezigheid van beschermde diersoorten zoals vleermuizen (wat voor isolatie belangrijk is) en de verdere informatie die uit sporen kan worden gehaald (die voor ecologen interessant is). In de tussentijd kan al gewerkt worden aan alle zaken die nodig zijn om de gevalideerde opsporingsmethode in de praktijk breed uitvoerbaar te maken, zodat de sector in september vlot uit de startblokken kan komen.
Als noodmaatregel in de tussentijd is het toestaan van bepaalde opsporingsmethoden, zoals eDNA, in een experimentele vorm nodig. Door nu te experimenteren, kunnen we snel toewerken naar een methode die na validatie 99 procent nauwkeurig is. Natuurlijk blijft het nemen van andere isolatiemaatregelen altijd een goed idee.
Piet-Jan Dijkstra
Voorzitter VENIN Isolerend Nederland