BouwBelang: Platform voor bouw en infra van AFNL

“Vierdaagse werkweek in de bouw komt eraan”

22-09-2022
door Redactie
Nieuws

De sfeer aan de cao-onderhandelingstafel is zelden zo goed geweest. De partijen respecteren elkaar en over en weer is er een gevoel van urgentie om de uitdagingen gezamenlijk op te pakken. Zeker als het gaat om opleiden van vakmensen, want die hebben we hard nodig. Onderhandelaars Hans Crombeen van FNV Bouwen & Wonen en Gijs Lokhorst van CNV Vakmensen praten over de periode na de grote crisis, een tijd van verandering. “Als het aan ons zou liggen, kunnen de beide vakverenigingen morgen fuseren.”

Een vierdaagse werkweek voor cao-personeel? Kan dat of kan dat niet?

Vakbonden over sectoraal opleiden, deelcertificaten en  flexibele werktijden

Vakbonden over sectoraal opleiden, deelcertificaten en flexibele werktijden

Elf jaar geleden heeft er in BouwBelang een interview gestaan met de toenmalige bouwcao-onderhandelaars van de vakbonden. Er heerste een ongekende crisis en die was voelbaar aan de onderhandelingstafel. De sfeer was niet best. Ook al niet omdat het aan de ondernemerskant tussen de Aannemersfederatie en Bouwend Nederland niet boterde. Verder hielden de vakbonden lang vast aan verworven rechten, terwijl werkgevers de noodklok luidden: geen werk en reserves verdampten.

Op dit moment is de sfeer aan tafel ontspannen en is de omgang respectvol en open te noemen.

Dat geldt voor de relatie tussen de ondernemersvertegenwoordigers als ook tussen werkgevers en werknemers. Begrip voor elkaars positie en vertrouwen lijken het overgenomen te hebben van het wantrouwen. Hoog tijd om de onderhandelaars van de vakbonden in de kolommen van BouwBelang weer eens aan het woord te laten en hun te vragen wat er precies veranderd is. De onderhandelaars zijn Hans Crombeen (FNV) en Gijs Lokhorst (CNV). De laatste was er elf jaar geleden ook al bij.

Gijs: “Tussen ons loopt het overigens ook op rolletjes. Of niet Hans? Er zijn tijden, dat ik – bij wijze van spreken – Hans  vaker zie dan mijn eigen vrouw.”

Hans: “Doorgaans weet ik al, voordat ik Gijs over een bepaald punt geraadpleegd heb, precies hoe hij in de wedstrijd staat. Er zijn wel eens nuanceverschillen maar de teneur is dat we het met elkaar eens zijn. Wat ons betreft kunnen we fuseren, maar daar gaan we niet over.”

Gijs: “En het klopt, de relatie met de werkgevers is goed te noemen. Dat is zeker wel eens anders geweest. Elf jaar geleden zaten we midden in de crisis. Die crisis duurde erg lang. Behoud van arbeidsplaatsen, waar wij normaliter in een crisistijd voor knokken, was niet vol te houden. Bedrijven hadden geen werk en een aantal bedrijven moest noodgedwongen de poorten sluiten. Dat waren de feiten en daar moesten wij even mee leren omgaan.”

Hans Crombeen: “Onderzoek wijst uit dat 95 procent van de mensen die via uitzendbureaus in een flexsituatie zitten, liever een vaste aanstelling willen.”

Sectorale opleidingsstructuur gewenst

Hans: “En als de crisis voorbij is, is die heel plotseling voorbij. Dan ben je opeens op zoek naar vakmensen. Maar als ze eenmaal elders een baan gevonden hebben, dan zie je ze niet meer terug. Doordat de crisis zolang duurde, zijn we niet in staat geweest ze vast te houden voor onze sector. Door die crisis zijn er heel lang geen mensen opgeleid. Een ondernemer die veel van de eigen mensen moet ontslaan, kun je niet kwalijk nemen dat hij in die periode geen leerlingen opleidt.  Voordat je na de crisis weer mensen hebt opgeleid voor een basisopleiding in een handwerk, ben je een jaar verder. Dan beheerst hij of zij – op wat basisvaardigheden na – het vak nog niet. Voor een kaderopleiding ben je drie jaar verder.

Gijs: “Van die crisis hebben we geleerd dat er behoefte is aan een sectorale structuur voor opleidingsstages, waardoor ook bij laagconjunctuur mensen een bouwvak kunnen leren. Daar praten we nu over, dan zijn we voorbereid als een volgende crisis zich aandient. En die zal ongetwijfeld weer een keer komen.”

Hans: “We hebben ervaren dat je in tijden van crisis de individuele ondernemer niet kunt opzadelen met de volle verantwoordelijkheid voor de opleiding van jonge mensen. Om een soort sectorale opleidingsstructuur te bekostigen kun je denken aan  een fonds dat gevuld wordt via premieheffing. We zijn er samen met de werkgevers nog niet helemaal uit hoe we dat precies willen inrichten. Belangrijk is dat we er nu over praten en niet op het moment als de nood aan de man is.”

Gijs: “Ondernemers hebben dan wel iets te overwinnen. Als ze een goede leerling hebben, willen ze die ook graag houden. Maar als het sectoraal geregeld wordt, dan wordt dat lastig, omdat je dan opleidt voor de sector. Het zou dan eigenlijk niets moeten uitmaken of hij bij jou terechtkomt of bij een ander. Je doet het om jonge mensen aan de sector te binden.”

Hans: “Je hebt ook bedrijven die de opleidingsverantwoordelijkheid het liefst aan collega’s overlaten; die graag de vruchten plukken van andermans opleidingsinspanning. Mocht blijken dat een ondernemer systematisch niet opleidt, dan kun je daartegen via de premieheffing iets doen. Of via incentives voor hen die wel te motiveren zijn om op te leiden. Maar over al dat soort zaken moeten we dus nog uitgebreid spreken met de werkgevers. We delen alvast het enthousiasme over het idee.”

Deelcertificaten

De AFNL is al heel lang een voorstander van deelcertificaten: leerlingen de mogelijkheid bieden een certificaat te halen voor een bepaalde ambachtelijke vaardigheid. Terwijl de vakbonden lange tijd hebben vastgehouden aan een brede opleiding voor de bouwnijverheid. Wat is op dit punt de status quo?

Hans: “Alle cao-partijen werken nu mee aan een modulaire opbouw van opleidingen conform de ideeën van de AFNL. Een goed idee haalt het uiteindelijk altijd. De aanpak met branchecertificaten is met name een geschikt instrument voor zij-instromers.

Gijs: “We vinden overigens wel dat modules een beetje body moet hebben. Het kan niet zo zijn dat je het beroep van metselaar opdeelt in een veelheid van deelcertificaten. We vinden overigens nog steeds, dat een brede bouwopleiding de voorkeur verdient, met name voor jonge mensen. Hoe breder je ze opleidt, hoe groter de kans dat ze in tijden van crisis behouden blijven voor de branche. Wij nemen waar dat grote bedrijven weer eigen metselaars in dienst nemen en ze dan ook een deelcertificaat tegelzetten  en stukadoren laten halen, waardoor ze breder inzetbaar zijn. Zo’n slecht idee is die bredere opleiding dan ook weer niet.”

Hans: “Er zijn grote spoorlijnen aangelegd en daar had je medewerkers – hoofdzakelijk zij-instromers – die jarenlang niks anders deden dan beton verdichten met trilnaald of roerstok. Toen de spoorlijnen waren opgeleverd werden die mensen allemaal ontslagen. Roeren in beton was het enige wat ze konden. Meer hadden ze in al die tijd niet geleerd. Eeuwig zonde dat de werkgever ze niet enkele opleidingsmodules heeft laten volgen. En verder ben ik het helemaal eens met Gijs. Ben je zestien en prima in staat om een volwaardige vakopleiding te volgen, dan moet je volgens ons die route ook gaan. En voor zij-instromers geldt: motiveer werkgever en werknemer voor meer modules die samen een branchecertificaat opleveren. Laat ook de zij-instromer proeven van de veelzijdigheid van het bouwvak. Opleiden voor een trucje leidt tot mensen die gedesillusioneerd het vak verlaten. Of hun werk wordt vervangen door robots. De metselrobots zie je al in de woningfabriek. Weliswaar nog niet op de steigers, maar er wordt wel aan gewerkt.”

Gijs Lokhorst: “Wij zijn inmiddels ook voor branchecertificaten. Maar het kan niet zo zijn dat je het beroep van metselaar opdeelt in een veelheid van deelcertificaten.”

Flex in vaste aanstelling

Veel mkb-ondernemers hebben – door schade en schande wijs geworden – na de crisis in de flexibele schil een remedie gevonden tegen de soms hevige schommelingen in het werkaanbod. Daarvoor doen ze een beroep op gespecialiseerde bedrijven en ook op zzp’ers en uitzendkrachten. Hoe zien de vakbonden deze beweging?

Hans: “Op zich niks mis mee. Maar ik wil wel een kanttekening plaatsen bij flex via uitzendbureaus. Deze maken gisse reclamespotjes met fris uitziende jonge mensen die over de daken huppelen van werkplek naar werkplek. Maar de praktijk is anders. We hebben twee jaar geleden een enquête gehouden en 95 procent van de mensen die via uitzendbureaus in een flexsituatie zitten, willen liever een vaste aanstelling.

Gijs: “Ik ben al jaren gastdocent aan de Hanzehogeschool in Groningen en wat ik daar hoor over flexwerk, bevestigt het fnv-onderzoek. Het overgrote deel wil structuur en zekerheid waardoor ze verder kunnen in het leven en verplichtingen kunnen aangaan. Er is ook gewenste flex: mensen in een vaste aanstelling willen de werktijden een klein beetje kunnen aanpassen om het leven thuis goed te kunnen organiseren. Ben je – ondanks vaste werktijden – in staat je kinderen ’s morgens naar school te brengen? Of kun je een stukje mantelzorg op je nemen?

Hans:  Jaren terug sprak ik een jongen van een jaar of 23. Hij werkte in de bouw en wilde 3 dagen gaan werken. Ik zei toen: ‘nou dat is ambitieus, ik weet niet of de werkgevers al zover zijn.’ Hij zei: ‘heel simpel: Hans, als dat niet lukt dan ga ik ergens anders werken.’ Er zijn in de bouw natuurlijk heel veel functiegroepen van elkaar afhankelijk. Neem metselaar en opperman. De werkgevers willen niet dat die opperman drie dagen werkt, anders moet hij voor de overige dagen iets anders regelen. Dat soort organisatorische redenen worden dan meestal opgeworpen aan de andere zijde van de tafel. Veel ondernemers denken vanuit hoe ze zelf zijn en zo moet die ander dan ook maar zijn. Maar de tijden veranderen. De werkgever zal moeten meebewegen, anders gaat hij qua personeel de boot missen.”

Gijs: “ Een tijd terug hebben we – gelet op de enorme werkdruk – gesproken over een vierdaagse werkweek voor uitvoerders. Werkgevers zeiden toen: ‘dat kan absoluut niet; uitvoerders moeten vijf dagen op het werk zijn.’ Nu vindt iedereen het volstrekt normaal dat uitvoerders vier dagen per week werken.

Hans: “Bij ledenraadpleging staat de vierdaagse werkweek ergens in de top drie van wensen. Ze willen nadrukkelijk dat we dat bij de onderhandelingen inbrengen. Desnoods werken ze de andere dagen wat langer, als ze die vijfde dag maar voor zichzelf hebben.

Meer zeggenschap over werktijden en deze graag flexibeler kunnen inrichten; het is ook een kwestie van energie. Dat zie je in het bijzonder aan de uta-kant. En ook wel bij de cao-mensen, maar dan vooral op latere leeftijd.”

Gijs: “Maar je kunt erop wachten dat die roep om flexibele werktijden ook harder gaat klinken bij alle cao-mensen. In de woningfabriek is dat goed te organiseren. En op de bouwplaats zul je die wens ook steeds vaker horen. Het is verstandig daar nu al over na te denken. Hoe ga je dat inrichten? En waar moet je dan rekening mee houden?