Tools for Tilers
Achttien studenten werkten twintig weken lang aan hulpmiddelen voor de tegelzetter. Praktijkcoach aan de TU Delft, Wim Wijdeveld aan het woord over de aanpak en twee van zijn studenten over de ervaringen bij de tegelzetterbedrijven. Wie de TU inschakelt voor de ontwikkeling van hulpmiddelen en producten kan voor weinig geld rekenen op een gedegen en professionele behandeling, zoveel is duidelijk.
Bovatin en Volandis roepen hulp in van studenten Industrial Design
Tekst: Arie Grevers
Foto’s: TU Delft en Bovatin
Tegelzetten geldt als een zwaar beroep. Branchevereniging Bovatin wilde daar in samenwerking met Volandis iets aan doen. Ze vroegen de afdeling industrieel ontwerpen van de TU Delft er een project van te maken. Dat kon. De afdeling is altijd op zoek naar uitdagingen die vanuit de praktijk worden aangedragen en waar de aspirant ontwerpers hun tanden in kunnen zetten. Het mes snijdt dan aan twee kanten. De marktpartij kan voor slechts enkele duizenden euro’s een volwaardig product laten ontwikkelen. De student leert het meest van een opdracht als de praktijk de toetssteen is. Als student krijg je dan te maken met alle aspecten waar je ook later in je beroep tegenaan loopt: onduidelijke opdrachten, onwillige mensen en initiatieven die goedbedoeld zijn, maar weinig praktisch. Maar daar hadden de studenten in dit geval weinig last van. De vraag van Bovatin/Volandis was helder: hoe maken we het werk op de bouwplaats lichter voor de tegelzetter? Er kwam goedkeuring en het project werd Tools for Tilers gedoopt: (hulp)gereedschappen voor tegelzetters.
Integraal Product Design
Er komt een aanvraag binnen van, in dit geval, Bovatin en Volandis. Wat gebeurt er dan?
“Dan gaan we eerst kijken of onze studenten er iets mee kunnen”, zegt Wim Wijdeveld. Na een carrière als industrieel designer is hij sinds enkele jaren op freelance basis ook praktijkcoach aan de TU-Delft. Of zoals zijn functie voluit luidt: Industrial Design coach Bachelor End Project, IPD Master ACD & AED. Dat klinkt dankzij de vele intrigerende afkortingen buitengewoon interessant.
Wim: “En dat is het ook, omdat het inzicht geeft in wat de studenten precies doen als ze een opdracht krijgen die ik begeleid. Nadat studenten hun bachelor hebben afgesloten kunnen ze mastercursussen volgen. We onderscheiden een drietal richtingen:
- SPD – strategisch product design. Studenten zoeken naar nieuwe markten en bedenken welk waardevolle producten daarvoor te maken zijn.
- IPD – integraal product design. Dat is mijn terrein. Wie deze cursus volgt heeft gerede kans dat ik hem of haar begeleid. Studenten ontwikkelen een product op basis van een vraag uit de markt.
- DFI – design voor interaction. Hierbij gaat het om de optimalisatie van de communicatie tussen producten en mensen.”
Maar liefst 18 prototypen
De vraag van Bovatin/Volandis is typisch iets voor studenten die voor IPD kiezen. De belangstelling voor het belastingsprobleem bij tegelzetters was dan ook groot. Achttien studenten melden zich aan. Sommigen komen uit het buitenland, dus de voertaal is Engels. In overleg met de studenten is de vraag opgedeeld in drie afzonderlijke opdrachten die zijn opgepakt door drie groepen van elk zes studenten. De eerst groep heeft gekeken naar het transport van de tegelproducten op de bouwplaats. Hoe krijg je ze het beste van het bedrijfsbusje of vrachtwagen naar de plek waar ze verwerkt moeten worden? De tweede groep ging aan de slag met klachten ontstaan door het aanbrengen van vloertegels en de derde hetzelfde maar dan van wandtegels. Uiteindelijk heeft dat geleid tot achttien prototypen, waaruit een deskundige jury er vijf uitgekozen heeft: een rugbrace, kniekappen, een slimme tegeltiller, een overall met geïntegreerde opblaasbare kniekappen en stofkapdiscus (zie foto’s en bijschriften).
Steeds grotere tegels
Wim: “Tegelzetter is een klassiek beroep dat gepaard gaat met een behoorlijke fysieke belasting. Die belasting neemt alleen maar toe. Tegels van een meter bij een meter en groter zijn geen uitzondering meer. Het vak is bijna een andere tak van sport geworden waar je met de oude hulpmiddelen nauwelijks nog mee uit de voeten kunt. Dus ruimte voor nieuwe tools! Een mooie uitdaging voor de studenten. Ze kunnen echt praktijkgericht iets voor de gebruikers bedenken en daar gaat het om. Natuurlijk, het product/hulpmiddel moet er goed uitzien, zo eenvoudig mogelijk te maken zijn en ergonomisch kloppen. Maar onder de streep moet de gebruiker tevreden zijn. User centered design noemen we dat met een mooie Engelstalige term.”
Studievakken in mastercursus IPD
De mastercursus IPD bestaat uit twee vakken die elke twintig weken duren:
- ACD – advanced concept design. Dit vak is opgedeeld in vier fases van elk een vijf weken: research, ideeontwikkeling, conceptontwikkeling en tot slot productontwikkeling/presentatie.
- AED – advanced embodied design. In deze cursus wordt een bestaand prototype tot op het laatste boutje uitgewerkt. Die tweede stap is niet gemaakt in Tools voor Tilers.
Maar je zou je voor kunnen stellen dat Bovatin een producent weet te interesseren om één van de ontwikkelde prototypen, bijvoorbeeld één van de kniekapontwerpen, op de markt te brengen. Dan zou in samenwerking met de TU Delft een produceerbare kniebeschermer tot in de details uitgewerkt kunnen worden. Dat is een heel technisch verhaal, maar altijd met toetsmomenten in de praktijk. De eindgebruiker staat immers centraal.
Waar voor je geld
Wim wil de ACD-cursus graag toelichten.
“De eerste tien weken omvatten de fasen research en ideeontwikkeling. Deze ronden de studenten af in groepsverband. De fasen conceptontwikkeling en productontwikkeling/presentatie doorlopen ze individueel. Deze omvatten de laatste tien weken.”
Het wemelt intussen van perioden, fasen, studierichtingen en -vakken, maar Wim weet op heldere wijze structuur aan te brengen in de complexiteit van zijn vakgebied, een geboren docent.
“Om inzicht te krijgen in onze aanpak is begrip van onze methodiek wel even van belang. En geïnteresseerde bedrijven of brancheverenigingen betalen een bedrag van rond de 7.500 euro en dan willen ze ook weten wat ze ervoor krijgen. Overigens een gering bedrag afgezet tegen wat je ervoor krijgt.”
Wim vervolgt zijn toelichting. “Ontwerpen doe je samen, met specialisten, met externen en gebruikers. Je bent spin in het web en zorgt ervoor dat alle informatie op tafel komt. Dat doe je niet achter een computerschermpje. Je stelt vragen, trekt conclusies en zoekt antwoorden. Dus je moet ook nieuwsgierig zijn en je niet laten afschepen. Altijd op zoek gaan naar de vraag achter de vraag. Vaak komen bedrijven met een probleem. Het is niet altijd gezegd dat dit probleem de achterliggende vraag laat zien. Ik daag de studenten altijd uit: Ga de discussie aan met de opdrachtgever. Geloof niet altijd wat je hoort. Probeer te achterhalen wat er werkelijk aan de hand is om het volledige probleem op tafel te krijgen. Maak er een goed verhaal van dat stevig onderbouwd is met argumenten. Neem de klant mee in het proces. Dat ook hij of zij erin gelooft en betrokkenheid voelt bij wat je doet.”
Waarde toevoegen voor de samenleving
De tweede tien weken van de ACD-mastercursus is, als gezegd, individueel en begint met een wolk aan ideetjes en het ontwikkelen van een persoonlijke visie. En daaruit kiezen de studenten ieder voor zich een eigen probleemgebied. Daartoe leren studenten methodieken over zinvol brainstormen, bijvoorbeeld. Wim: “Dat kun je leren. Het is een belangrijke skill om op ideeën te komen die niet zo voor de hand liggen. Dat gaat stap voor stap via een gestructureerde aanpak om uiteindelijk uitlegbare en verdedigbare ontwerpen te verkrijgen die waarde toevoegen aan mens en samenleving. Om dat te bereiken moeten de studenten zich bekwamen in expertisegebieden.”
De expertisegebieden waar Wim op doelt zijn:
- Cultuur. Wat voor type mens is de doorsnee tegelzetter, als die al bestaat.
- Literatuurstudie. Studie van literatuur over ergonomie is een onvervreemdbaar onderdeel van industrieel ontwerpen. Behalve via de bekende kanalen hebben de studenten ook informatie kunnen putten uit het klachtenrapport van Volandis.
- Nieuwe technologie. Welke nieuwe technieken en technologieën zijn er in te zetten? Bijvoorbeeld: een student heeft elektronica in een kniebeschermer verwerkt.
- Visualiseren. Industrieel vormgeven is visualiseren van andermans wensen. Daar hoort noch altijd bij dat je moet kunnen tekenen. Even een krabbeltje maken in aanwezigheid van de gebruiker blijft belangrijk. Uitwerken van de schetsjes kan de student dan later wel met een tekenprogramma.
- Prototype maken. De student moet handvaardigheid ontwikkelen om in de werkplaats een functioneel model te kunnen maken. Deze kun je dan real life testen en daarover een aanbevelingsrapport samenstellen. Als laatste stap kan de student contact zoeken met een producent voor verdere ontwikkeling.
Student Karel Brans heeft voor de oriënterende gesprekken contact gezocht met een aantal tegelzetters. Halverwege het ontwerptraject heeft hij ze nog eens bezocht. “De feedback die ik van hen kreeg, was waardevol en heeft me echt vooruit geholpen. Door de interviews en de tegelzetterwerkzaamheden ook zelf uit te voeren, heb ik een goed beeld kunnen krijgen van de problemen en de rode draad daarin. Aanvankelijk waren de vakmensen terughoudend en afwachtend, enigszins conservatief misschien. Maar nadat het ijs gebroken was en er over en weer een zekere vertrouwensband was ontstaan, verliep de communicatie erg goed. De directe manier van reageren is me erg goed bevallen. ‘Dit werkt niet en dat is prima.’ Je weet meteen waar je aan toe bent en hun input kun je dan weer meenemen naar de ontwerptafel.”
Student Itamar Bukai constateert dat de praktijk van de tegelzetter niet wezenlijk anders is dan een eeuw geleden. “De klachten zijn niet echt verandert. Met name de belasting van de rug blijft een probleem. Die feedback kreeg ik van de vakmensen met name via fora op internet. De tegelzetters waren behulpzaam bij het geven van praktische feedback over het ontwerp en gaven zelfs suggesties voor mogelijke verbeteringen. Dat was soms een probleem omdat de Nederlandse tegelzetters niet altijd evengoed het Engels beheersten. En ik kan geen Nederlands. Ik denk dat de taalbarrière minder een probleem geweest zou zijn als we elkaar hadden kunnen ontmoeten op de bouwplaats. Maar dat kon niet door corona. Verder is me opgevallen, dat het aanbod aan hulpmiddelen best groot is, maar dat de tegelzetter er zelden enthousiast over zijn. Dat waren ze overigens wel over mijn rugbrace
Scutum. Ze hebben het hulpmiddel ervaren als innovatief, praktisch en ook wel cool, want – zei één van hen – het lijkt wel uit een science fiction film te komen. Ik vond het een geweldig project om te doen.”