‘Samen met co-makers conceptueel bouwen’
Vaste partners in de bouwketen, daar houden ze wel van bij familiebedrijf Trebbe Groep. Dat geldt voor de unieke bouwwerken. En vooral voor de conceptuele woningbouw. Daar worden de vaste partners zelfs co-makers. Wat is het verschil? En heeft de voortgaande industrialisatie van het bouwproces gevolgen voor de relatie met de gespecialiseerde aannemers?
Familiebedrijf Trebbe
Tekst: Arie Grevers
Fotografie: Kees Stuip
Trebbe is een familiebedrijf! En daar kun je gerust een uitroepteken achterzetten, zegt Marinus den Harder. Een jaar geleden kwam hij het directieteam versterken, dat verder bestaat uit Hein Trebbe sr., Hein Trebbe jr. – vierde en vijfde generatie. Sinds de oprichting in 1911 is het bedrijf uitgegroeid tot een ontwikkelende bouwer die kantoren, bedrijfspanden, zorgcomplexen, appartementen en woningen bouwt, onderhoudt, beheert en renoveert. Dat doen ze met bijna 500 mensen in dienst en met vaste partners als toeleveranciers en gespecialiseerde aannemers. Het landelijk opererende concern realiseert met zijn dochters Trebbe Groep, Dijkham Bouw, Bouwbedrijf Van den Hengel en de Giesbers Bedrijven een omzet van ruim 400 miljoen euro.
Gemeenschappelijke bedrijfscultuur
Waarom hecht Marinus den Harder er zo aan, dat de onderneming een familiebedrijf is?
“Omdat het belangrijk is in de wijze waarop wij samenwerken met onze partners. Continuïteit, trouw en een open en transparante verhouding zijn daarin leidend. Dat geldt richting onze opdrachtgevers en niet minder voor de mkb-partners in de productieketen: de cascoleverancier, de metselaars, voegers, tegelzetters, stukadoors, installateurs… Het is opvallend hoeveel van die mkb-ers eveneens familiebedrijven zijn. We voeren er geen beleid op, maar kennelijk vind je elkaar op die gemeenschappelijke bedrijfscultuur van zorg om continuïteit voor de langere termijn. Dat schept een band in de onderlinge verhoudingen, waarbij je weet dat hun inzet past in hoe wijzelf acteren. En dat stellen we zeer op prijs. Zij zijn voor ons het uitvoerende gezicht. Vaak voeren wij het timmerwerk nog uit met onze eigen mensen uit. Maar onze taak bestaat in hoofdzaak uit engineering, het faciliteren van het proces door alle betrokken partijen op zo’n manier te laten samenwerken, zodat we ons kunnen onderscheiden op de markt met een optimale prijs/kwaliteitsverhouding.”
‘Gespecialiseerde aannemers doen er goed aan te anticiperen op de industrialisatie in het bouwproces. Als je niks doet, mis je de boot’
Vaste partners
Hoe krijgt de samenwerking met de partners gestalte?
Marinus: “We maken een onderscheid tussen vaste partners en co-makers. Met de eersten werken we samen op eenmalige werken in de burger- en utiliteitsbouw. Dat zijn unieke projecten waarin je nauwelijks met standaardelementen kunt werken. Denk aan complexe appartementengebouwen, zorgcomplexen, bedrijfsgebouwen, villa’s en dergelijke. Je doet een beroep op die vaste partners als een dergelijk werk is aangenomen en het uitvoeringsproces kan starten. Als ze tijd hebben en hun prijs is passend kunnen ze het werk uitvoeren. Ze kennen onze manier van werken van vorige opdrachten, waardoor je niet alles hoeft uit te leggen.”
Co-makership moet lonen
In 2009 is Trebbe gestart met conceptuele woningbouw. En daaruit is een meer intensieve manier van samenwerking met toeleveranciers en gespecialiseerde aannemers voortgekomen: het co-makership.
“Het bouwconcept heeft een hoog repetitief karakter. Er zit veel herhaling in en de basisstructuur is opgebouwd uit standaardelementen. Dan kun je andere afspraken maken met partijen die daar invulling aan geven. Denk aan cascobouwers, metselaars en installateurs. Ondernemers die al vaste partner zijn, komen als eerste in aanmerking voor het co-makership. Je kunt echter niet van iedereen die aan de conceptuele woning werkt, co-maker maken. Zo’n relatie kost namelijk tijd, moeite en energie. Met andere woorden: het moet lonen. En dat is het geval als we een redelijk continue flow kunnen garanderen richting de co-makers en zij hun planning kunnen vrijhouden voor ons. Op basis van het standaard referentieproduct kun je dan vaste prijsafspraken maken. De contracten worden per jaar vernieuwd, waarbij de specificaties en prijzen kunnen worden aangepast.”
Vroegtijdig informeren
Trebbe betrekt de co-makers bij een project zodra er een eerste indicatie is, dat er eentje op stapel staat. Dus al heel vroeg in het proces. Logisch want ze moeten de tijd krijgen om capaciteit vrij te maken.
Marinus: “We houden ze met enige regelmaat op de hoogte van projecten die in de pijpleiding zitten. Zelfs over projecten waarvan we nog geen idee hebben, hoe die eruit komen te zien. Dat is ook niet zo relevant want zeventig tot tachtig procent is standaard. Informatie over de uiterlijke verschijningsvorm kun je gemakkelijk in een later stadium delen zonder dat het productieproces verstoord wordt.”
‘Hoewel we er geen beleid op voeren, is het opvallend hoeveel van onze vaste partners ook familiebedrijven zijn’
Expertise delen en transparant zijn
De Trebbe-directeur vindt het vanzelfsprekend dat co-makers en vaste partners hun kennis en knowhow in alle openheid delen. “Je werkt gezamenlijk aan een eindproduct. Als je tijdens dat traject problemen voorziet, trek je direct aan de bel. Zo’n houding hoort bij een open en transparante relatie. Dat kan bijvoorbeeld gaan over een capaciteitsprobleem, levertijden of een verhoging van grondstofprijzen. In gezamenlijk overleg kom je er dan altijd wel uit. Je gunt elkaar immers continuïteit.”
Wederzijdse loyaliteit
Doordat Trebbe de ondernemers met wie een co-makership wordt aangegaan door en door kent, weet men dat ze het werk ook daadwerkelijk aankunnen. Daardoor komt het zelden voor dat een relatie wordt verbroken. En wat ook belangrijk is, zegt Marinus, dat ze er plezier in hebben.
“Je moet het al heel bont hebben gemaakt, wil het tot een breuk komen. En natuurlijk er kan verschil van inzicht optreden. Als we bijvoorbeeld van onze opdrachtgever horen dat we op een bepaald onderdeel prijstechnisch door het plafond schieten, gaan we in gesprek met de betreffende co-maker. Deze krijgt alle ruimte om uit te leggen hoe zijn prijs is samengesteld. Komen we er niet uit, dan is dat nog niet direct een reden een punt te zetten achter de relatie. Je bent doorgaans al een tijdje gezamenlijk onderweg en dan is er sprake van wederzijdse loyaliteit die niet zomaar verdwijnt. We hebben dan wel een andere co-maker achter de hand die kan inspringen. Blijkt echter dat keer op keer de prijs te hoog is, dan nemen we afscheid. Er zijn wel situaties denkbaar waardoor er een abrupt einde komt aan de relatie. Als je bijvoorbeeld de kluit belazerd. Maar dat is nog nooit voorgekomen.”
Populariteit co-makership
Toen Trebbe in 2009 begon met conceptuele woningbouw was een sprake van werkhonger. Er waren veel partijen die graag in aanmerking kwamen voor het co-makership. Inmiddels is de markt veranderd en heeft iedereen het razend druk. Heeft dat invloed op de populariteit van het co-makersconcept?
“Je merkt wel dat er bij onze collega’s de klad in komt. Wij hebben nog altijd een mooi samengesteld co-makerscorps. De ondernemers zijn loyaal en lopen niet weg als ze elders een paar stuivers meer kunnen verdienen. En ik vermoed dat ook dat weer komt, doordat we een familiebedrijf zijn en onze co-makers doorgaans ook.”
Industrialisatie van het woningbouwproces
Een collega van Trebbe gaat woningen produceren in een fabriekshal. Denkt ook Trebbe erover om op deze wijze het productieproces te industrialiseren? En heeft dat gevolgen voor de specialiseerde aannemers in de keten?
Directeur Marinus den Harder: “Wie een woning maakt in een fabriek oefent een ander vak uit dan de bouwkundig aannemer die een woning samenstelt op de bouwplaats. Het is zelfs een totaal andere discipline, vind ik. Maar voor het gebouwde eindresultaat maakt het niet zoveel uit. Wij verwerken industriële producten die we inkopen bij partijen die ze goed kunnen vervaardigen. Als bouwer organiseren we het assemblageproces; we maken er samen met andere bedrijven in de productieketen een huis van. Zij maken zelf complete elementen in een fabriek en assembleren deze op de bouwplaats.
Wat wij doen, noemen we flexibel industrialiseren. Wij bundelen de industriële bouwkracht die in Nederland al in ruime mate voorhanden is. Uiteindelijk ziet de woning er net zo uit als een woning uit de fabriek. Dat concept zie ik niet als een bedreiging voor onze manier van werken. De vraag is vele malen groter dan het capaciteitsaanbod.
Dat wil niet zeggen dat we al helemaal klaar zijn met onze productiemethodiek flexibel industrialiseren. Het is vooral een ontwikkelingsproces waarbij we sommige onderdelen al goed hebben ingevuld en naar andere nog op zoek zijn. Gaat de gespecialiseerde aannemer daar iets van merken? De gevel is een illustratief voorbeeld. We hebben een prefab gevel met onze partner Spaansen ontwikkeld. Dat heeft gevolgen voor de metselaar. Vooralsnog echter zijn er nog heel veel woningen waarvan de buitenschil op een traditionele manier gemetseld worden. Maar industrialisatie, of je dat nu in de fabriek doet of met partners, is een duidelijke trend. Het aandeel dat het traditionele vakmanschap levert, krimpt. Daar moet je wel op anticiperen. Alle partijen denken goed mee in die trend. Doe je dat niet, dan mis je vroeg of laat de boot. Het is altijd goed je te realiseren dat er veel meer kan, dan je denkt. Ik heb eens een passende uitspraak gehoord: ‘Iedereen dacht dat het niet kon, tot er iemand kwam die dat niet wist.’Zo werkt innovatie.”
Hoe is uw relatie met uw opdrachtgever? Bijzondere afspraken gemaakt? Bel de redactie! Dan kunnen wij erover berichten.
Ook als u een bijdrage hebt geleverd aan de industrialisatie van het bouwproces komen we graag een kijkje nemen.