BouwBelang: Platform voor bouw en infra van AFNL

Twee woningen per dag met minimale C02

16-01-2020
door Redactie
Duurzaamheid

Bouwgroep Dijkstra Draisma heeft de afgelopen zes jaren fors geïnvesteerd in kennis over duurzame nieuwbouw en renovatie. Dat heeft geleid tot prefab-concepten waarbij bouw- en installatietechniek optimaal op elkaar zijn afgestemd. Het bedrijf steekt zijn duurzame nek uit en wil blijvend vooroplopen. Hoe doen ze dat?

Onlangs lieten 25 mensen van het befaamde Rocky Mountains Institute in New Jersey (VS) zich via een webinar inspireren door Bouwgroep Dijkstra Draisma (BGDD). Folkert Linnemans, innovator bij het Friese bedrijf, leerde de Amerikaanse onderneming enige maanden geleden kennen toen hij er op uitnodiging een lezing hield. Kennelijk is hij in staat geweest de nieuwsgierigheid te wekken van de experts aldaar.

Maar wat kan een bedrijf dat zich in Amerika profileert op het gebied van terugdringing van fossiele brandstoffen met onderzoek, advies en begeleiding, leren van een mkb’er in Dokkum die regionaal actief is voor projectontwikkelaars en enkele vooruitstrevende woningcorporaties? Het antwoord op die vraag begint ongeveer zes jaar geleden toen met name directeur Biense Dijkstra de piketpaaltjes voor de toekomst sloeg: de koers van het bedrijf zou bepaald worden door de zoektocht naar de kleinst mogelijk carbon-footprint.

Begrip

Er was toen al een start gemaakt met het communicatieprogramma ‘Begrip in de bouw’ om het klantgerichte denken bij medewerkers te bevorderen en hen meer bewust te maken van de implicatie van hun werk. Wat ervaart bijvoorbeeld een huurder als er gerenoveerd moet worden? En hoe kun je het beste anticiperen op verbouwingsongemak? Nieuwe medewerkers volgen nog altijd een vergelijkbare training. De communicatie-inspanning is overigens verder uitgebouwd met zogeheten sociale teams die huurders begeleiden in het renovatieproces, waarbij met regelmaat de vertrouwde gasverwarmingsketel vervangen wordt door een duurzamere oplossing. En dat is voor velen wennen. Hoe stem je de apparaten bijvoorbeeld af op jouw comfortgevoel?

Folkert Linnemans: “De transitiebouwmarkt vereist andere processen, technieken en competenties dan de traditionele.”

Koningin Máxima toonde zich zeer enthousiast over deze zorg voor, tijdens en na de renovatiewerkzaamheden. Zij bezocht de Dokkumse bouwer na de winst van de Koning Willem I prijs in 2018. Deze prestigieuze prijs wordt tweejaarlijks toegekend in de categorieën mkb en grootbedrijf voor het duurzame en innovatieve beleid dat met durf, daadkracht en doorzettingsvermogen wordt uitgevoerd. De jury heeft gemeend dat BGDD al jaren doelgericht en standvastig inhoud geeft aan het motto ‘Samen voorop richting de duurzame toekomst’ waarmee het bedrijf zijn missie verwoordt.

Enorm potentieel

De koningin op bezoek, Amerikanen die zich laten informeren, onderscheiden met de Koning Willem I prijs en bovendien al jaren een hoge notering – in 2019 stond Biense Dijkstra nummer 4 – op de lijst Duurzame Top 50 van ABN Amro. Dat het bedrijf zijn duurzame nek uitsteekt, is een understatement. Maar hoe wordt de daad bij het woord gevoegd?

Folkert Linnemans

Folkert: “Energietransitie wordt een belangrijke markt. Dat was ruim vijf jaar geleden het uitgangspunt. Overheidsprogramma’s als aardgasvrij en circulair bouwen wijzen allemaal in een duurzame richting. We zagen een uitdaging met een enorm potentieel. Bovendien een uitdaging die bij ons past. Toen bleek al snel dat de processen, de materialen en producten die bij de traditionele nieuwbouw horen, niet passen bij dat streven. We maakten destijds wat er in het bestek stond. De ene keer bouwde je dan een huis van kalkzandsteen, een andere keer was het houtskeletbouw met een bakstenen voorzetgevel, enzovoort. We zetten onze bouwtechnische kennis in om dat naar behoren te doen. De installateur plaatste de gasketel. Nog een feestelijk momentje bij de overdracht van de sleutel en dat was het dan.”

DreamHûs

Samen met sociaal verhuurbedrijf WoonFriesland en de Bewonersraad heeft de Dokkumse bouwer, die ook een vestiging in Bolsward heeft, een rijtje van drie nieuwe jaren ’70 woningen gebouwd in The Green Village op de campus van de TU Delft. Het idee: van dit rijtje maak je een laboratorium voor betaalbaar, comfortabel, simpel én duurzaam wonen. De drie woningen hebben een verschillend energielabel, variërend van B tot F. Startende ondernemers en studenten kunnen er het berekende rendement van hun energieverbeterende innovaties toetsen aan de ‘robuuste’ praktijk. Want er wonen mensen in de woningen die een afspiegeling zijn van de gemiddelde corporatieklant. Het project draagt de Friese naam DreamHûs. De regelluwe omgeving van The Green Village biedt ruimte voor het experiment. Maar waarom zou een bouwer die eigenlijk het nieuwbouw- en renovatieconcept al op de rit heeft, gaan experimenteren?

Folkert: “Wie voorop wil blijven lopen, moet investeren in onderzoek. Bovendien dagen we starters en studenten uit oplossingen te verzinnen voor die woningen waar we nu nog niet zonder een gasaansluiting kunnen. Dat zijn bijvoorbeeld woningen met energielabel B. Als ze daar met een goede oplossing komen, zullen we die zeker implementeren in ons aanbod.”

Andere competenties

De transitiebouwmarkt vereist andere technieken en competenties dan het traditionele bouwen. Hoe kunnen we comfortprestaties garanderen? Komen de energieprestaties van de woning overeen met wat we beloofd hebben? Welke gebouwschil past bij een warmtepomp? Kunnen we twintig jaar lang de prestaties bewaken en het onderhoud verrichten? Om die vragen te kunnen beantwoorden heb je enorm veel kennis nodig over de balans tussen bouw- en installatietechniek. Die kennis hadden we niet. Het was dus zaak om kennis te verzamelen om een woning te kunnen maken die aansluit bij transitietechnieken. Dus zijn we begonnen met proefopstellingen. We hebben twee klimaatkamers ingericht. Eentje om het binnenklimaat na te bootsen en eentje voor het buitenklimaat. Zo kunnen we bijvoorbeeld comfort testen in een woning met onze gevels. In het begin dachten we te kunnen isoleren met superdun vacuüm isolatiemateriaal. Dat spoor hebben we helemaal verlaten; zo’n gevel heeft nauwelijks accumulerend vermogen. Het wordt snel warm en koelt ook weer snel af. Dat is onaangenaam. We vullen de gevel nu met een stevig pakket cellulose uit oude kranten. Innoveren valt of staat met testen, daarom beschikken we over een proefwoning op eigen terrein, waarin we naar hartenlust kunnen experimenteren.”

“We zetten onze bouwtechnische kennis in om dat naar behoren te doen. De installateur plaatste de gasketel. Nog een feestelijk momentje bij de overdracht van de sleutel en dat was het dan.”

Robot

BGDD biedt diverse woningmodellen aan. Zo is er onlangs een project opgeleverd op één van de Waddeneilanden met woningen geheel in stijl van de eilandenarchitectuur. Maar de gevelopbouw en de installatietechniek van een door BGDD ontwikkelde Droogstapelwoning is altijd dezelfde. Mede daardoor is de bouwer in staat twee woningen per dag weer- en winddicht op te leveren. De woning wordt met 33 hijsbewegingen in elkaar gezet, de keuken zit erin, natte cellen functioneren en het licht kan meteen aan. Die bouwelementen worden in de fabriek gemaakt met ongeveer veertig medewerkers. In de productiestraat staat ondermeer een robot die in hoog tempo de steenstrips kan aanbrengen op de gevelelementen. Op de bouwplaatsen zijn montageteams in de weer. Verder staan er enkele installatie-engineers op de loonlijst en is er een intensieve samenwerking met een installatietechnisch bedrijf.

Renovatie

In nieuwbouwsituaties kun je precies de gevel maken die je nodig hebt. Maar hoe pakt BGDD de renovatiemarkt aan? Daar heb je te maken met een bestaande gevel waarvan de spouw vaak al gevuld is met eps-korrels die zijn aangebracht tijdens een eerdere renovatieronde. Hoe ga je daarmee om in een prefab-omgeving?
Folkert: “Niet alle woningen uit de bestaande voorraad lenen zich voor een industriële benadering. Dat is waar. Je krijgt geheid bouwfysische problemen als je zomaar het dak van een gebouw uit de achttiende eeuw gaat isoleren. Het ligt dan voor de hand dat vocht zich ophoopt waardoor het hout gaat rotten. Hetzelfde kan gebeuren als je een voorzetgevel aanbrengt tegen een al geïsoleerde gevel. Bovendien is zo’n aanpak dubbelop. Is in zulke gevallen een all-electric-benadering dan verstandig? Waarschijnlijk niet. We hebben een uitvoerige analyse gemaakt van de woningtypologieën van de afgelopen eeuw, mede om te bepalen welke warmtebron het beste bij welk type woning past. En ook om na te gaan of een prefab-oplossing zinvol is. Een grote investering in woningen van voor de oorlog is weinig zinvol. En de woningen in de zogenaamde bloemkoolwijken van de jaren zeventig en tachtig lenen zich evenmin voor een industriële benadering. Er is weinig repetitie en allerlei hoeken en knikken accentueren de gevel. Dat ligt totaal anders bij woningen uit de jaren vijftig en zestig in de ‘stempelwijken’, met veel dezelfde woningtypen, voorzien van een vlakke gevel. In woningen die gebouwd zijn na de eeuwwisseling is doorgaans all-electric een prima optie.”

“Niet alle woningen uit de bestaande voorraad lenen zich voor een industriële benadering. Dat is waar.”

Hoge temperatuurbron

Als all-electric – dus verwarmd met bijvoorbeeld een warmtepomp – niet mogelijk is, dan ben je aangewezen op een hoge temperatuurbron. In Leeuwarden, Drachten en Sneek heeft BGDD een concessie gekregen voor geothermie. Het principe is ongeveer hetzelfde als bij een warme/koude opslag met open bronnen, maar dan op tweeënhalve kilometer diepte. Je boort twee gaten in de grond tot waar het grondwater een temperatuur van negentig graden heeft. In beide gaten laat je pijpen zakken die je bovengronds met elkaar verbindt en waarop je een warmtewisselaar zet. Via een van de pijpen pomp je het hete water op en via de andere vloeit het afgekoelde water weer terug in de grond.

Folkert: “Geothermie is een tamelijk kostbare techniek en alleen rendabel te krijgen in een omgeving met een hoge gebouwendichtheid. Met een relatief klein netwerk kun je dan heel veel huishoudens voorzien van warm tapwater en verwarming. Elders – waar een hoge temperatuurbron het enige alternatief is – ben je toch aangewezen op een gasketel. In ieder geval zolang er geen duurzamere warmtebron voorhanden is. En als je dan met een gasketel verder moet, is het handig dat je het technisch zo inricht, dat je in de toekomst gemakkelijk kunt switchen naar iets wat meer duurzaam is.”

De toekomstige overstap wordt volgens Folkert nog gemakkelijker en goedkoper als de woningbezitters in één straat of wijk de actuele renovatie collectief laat uitvoeren. “We hebben dan één aanspreekpartner en kunnen in de hele straat hetzelfde systeem aanbrengen. Bij woningcorporaties is dat geen probleem en bij een VvE al evenmin. Bovendien hebben zij geld gereserveerd voor onderhoud of de vervanging van het energiesysteem. Huiseigenaren van grondgebonden woningen doen dat zelden. Hierdoor staat er toch een zekere rem op de energietransitie. Het zou goed zijn als daar meer aandacht voor komt.”