‘Nederland te afhankelijk van onbetrouwbare landen’
De set aan voorgenomen klimaat- en energiemaatregelen in het Hoofdlijnenakkoord 2024 – 2028 is volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) per saldo waarschijnlijk onvoldoende om de in de Klimaatwet vastgelegde doelstelling van 55% reductie in 2030 te halen. Dit geldt ook voor de Europese doelen voor energiebesparing en hernieuwbare energie en het doel om de methaanemissies in 2030 met 30% te reduceren ten opzichte van 2020. Maar er zijn ook voornemens die volgens het PBL een potentieel gunstig effect hebben op het halen van de klimaat- en energiedoelen voor 2030.
Tekst: Frank de Groot
In het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028 hebben PVV, VVD, NSC en BBB het beleid beschreven dat zij de komende kabinetsperiode willen gaan voeren. De keuzes die de coalitiepartijen maken, zullen invloed hebben op de leefomgeving en op het leven van burgers en bedrijven in hun leefomgeving. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) geeft in een reflectie de coalitie enkele aanbevelingen voor de uitwerking van de leefomgevingsthema’s in het Hoofdlijnenakkoord. Het PBL doet onderzoek naar de leefomgeving en het leefomgevingsbeleid in Nederland en daarbuiten en is een organisatorisch onderdeel van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In het kader van het thema ‘Energietransitie’ gaan we in dit artikel kort in op de belangrijkste aanbevelingen op het gebied van klimaat en energie.
Energietransitie in Hoofdlijnenakkoord
Voor energie en leveringszekerheid is Nederland volgens de coalitiepartijen nu te afhankelijk van onbetrouwbare landen. De energietransitie moet gericht zijn op het verminderen van bestaande en het voorkomen van nieuwe afhankelijkheid. De bestaande afspraken en klimaat- en energiedoelen voor 2030 en 2050 staan in het Hoofdlijnenakkoord niet ter discussie. Er wordt ingezet op meer energieonafhankelijkheid en eigen duurzame energieproductie. De financiële middelen voor klimaat worden voor een deel gebruikt om mensen met een laag of middeninkomen en ondernemers te helpen in de energietransitie. Te denken valt aan het helpen van mensen en kleine ondernemers bij het verduurzamen van hun woningen en bedrijfspanden. Dit zorgt voor een lagere energierekening. Verder komen er geen verplichte labelsprongen voor koopwoningen. Daarnaast wordt de verplichting geschrapt om vanaf 2026, bij het vervangen van de verwarmingsketel, een warmtepomp te moeten installeren. De aanschaf van elektrische voertuigen blijft ondersteund worden, waarbij ook oog gehouden wordt voor de ‘fossiele rijders’ en een eerlijke verdeling van de kosten tussen beide groepen. Bezien wordt op welke manier het instellen van zero-emissiezones kan worden uitgesteld, onder andere om uitzonderingen voor bijvoorbeeld ondernemers landelijk te kunnen regelen (standaardiseren). De instelling van zero-emissiezones blijft een gemeentelijk besluit.
Daarnaast wordt het Klimaatfonds gebruikt voor investeringen in innovaties en technologie zoals ‘CCS’ en groene waterstof. Er wordt zo snel mogelijk gestopt met het subsidiëren van bio-energie gecombineerd met CO2-opvang en opslag (BECCS) en biomassacentrales. Verder wordt de aangekondigde verhoogde CO2-heffing teruggedraaid. Daarnaast zijn de maatwerkafspraken van belang om de industrie competitief en rendabel te houden. Er wordt bezien of de maatwerkaanpak kan worden uitgebreid voor bijvoorbeeld nieuwe of regionale bedrijven en technologieën, die een bijdrage kunnen leveren aan de transitie.
Borssele blijft open
De kerncentrale in Borssele blijft open; de bouw van twee kerncentrales wordt doorgezet. Daarnaast komen er twee extra kerncentrales. Verder krijgt het oplossen van netcongestie voorrang, waarbij de regie bij het kabinet ligt. Daarnaast wordt de leveringszekerheid veiliggesteld. Er worden langetermijncontracten afgesloten voor gas en er worden reserves aangelegd voor gas en kritieke grondstoffen. Geen Gronings gas meer en gaswinning op de Noordzee wordt opgeschaald. Windmolens komen zoveel mogelijk op zee, in plaats van op land, waarbij eerst gekeken wordt naar ruimte voor de visserij.
Aanbevelingen PBL
Sommige voornemens in het Hoofdlijnenakkoord hebben volgens het PBL een potentieel gunstig effect op het halen van de klimaat- en energiedoelen voor 2030. Die betreffen onder andere de mogelijke uitbreiding van de maatwerkaanpak voor de industrie, de beoogde steun voor burgers en kleine ondernemers bij verduurzaming van woningen en bedrijfspanden, de ambitie om onder regie van het kabinet de netcongestie op te lossen, de invoering van meer bedrijfsspecifieke emissiedoelen in de landbouw en een vliegbelasting gedifferentieerd naar afstand.
Andere – vaak concretere – voornemens uit het akkoord, zoals enkele aanpassingen in de energiebelasting en accijnzen, het terugdraaien van de eerder aangekondigde verhoging van de CO2-heffing en het schrappen van de verplichting om vanaf 2026, bij de vervanging van een verwarmingsketel, een warmtepomp te installeren, brengen de doelen echter volgens het PBL eerder verder weg dan dichterbij.
Energiedoelstellingen niet haalbaar
De maatregelen in het Hoofdlijnenakkoord bouwen voort op het huidige klimaatbeleid. Volgens PBL is de set aan voorgenomen maatregelen in het Hoofdlijnenakkoord per saldo waarschijnlijk onvoldoende om de in de Klimaatwet vastgelegde doelstelling van 55 procent reductie in 2030 te halen. Dit geldt ook voor de Europese doelen voor energiebesparing en hernieuwbare energie en het doel om de methaanemissies in 2030 met 30 procent te reduceren ten opzichte van 2020. Het is verstandig om nu reeds alternatief beleid voor te bereiden waarmee de doelen binnen bereik kunnen komen. De tijd tot 2030 is namelijk zo kort dat uitstel een groot risico met zich mee brengt dat de doelen niet worden gehaald.
CO2-vrije elektriciteitsvoorziening
Voor een klimaatneutraal Nederland in 2050 zal bij een gematigde economische ontwikkeling de hoeveelheid CO2-vrije elektriciteit moeten groeien met een factor 6 tot 8 ten opzichte van 2022. De elektriciteit kan in Nederland geproduceerd worden en vermindert daarmee de energieafhankelijkheid.
De bouw van vier kerncentrales kan op de lange termijn bijdragen aan de robuustheid van de elektriciteitsvoorziening. Gezamenlijk kunnen ze 10 tot 15 procent van de elektriciteit leveren die conform de huidige strategie in 2050 met windturbines op zee wordt geproduceerd. Windturbines op zee zijn veruit de belangrijkste productiemethode voor elektriciteit; het is een bewezen en betrouwbare technologie die goed op te schalen is. Om aan de toekomstige elektriciteitsvraag te voldoen zijn in 2050 vier- tot zesduizend windturbines op de Noordzee nodig.
Energie- en grondstoffenstrategie
Het Hoofdlijnenakkoord bevat diverse voornemens die kunnen bijdragen aan de transitie in de periode na 2030. Denk aan het met voorrang oplossen van netcongestie, het stimuleren van innovatie, het ontwikkelen van CO2-afvang en-opslag (CCS) en het waar mogelijk hergebruiken van materialen. Ook is een verveelvoudiging van de productie van CO2-vrije elektriciteit en warmte, biobrandstoffen en groene waterstof nodig.
Het Hoofdlijnenakkoord is sterk gericht op concrete maatregelen die de komende jaren in werking dienen te treden. De aanpassingen in brandstofaccijnzen en de belasting op energie, het terugdraaien van de verplichting voor (hybride) warmtepompen en het uitstellen van zero-emissiezones geven op korte termijn financieel lucht bij burgers en kleine bedrijven. Echter, dit brengt het risico met zich mee dat er minder sterk wordt ingezet op energiebesparing, met mogelijk een hoger energiegebruik in de toekomst tot gevolg. Op middellange termijn maakt het deze groepen daarmee extra kwetsbaar voor prijsstijgingen van energie.
Meer weten? Kijk op www.pbl.nl. Hier vind je ook de volledige reflectie op het Hoofdlijnenakkoord.