Verdere krimp voor dit jaar verwacht
De productie van nieuwbouwwoningen krimpt dit jaar naar verwachting verder. Na jaren van groei krimpt de totale bouwproductie (inclusief weg- en waterbouw en utiliteitsbouw), gerekend in euro’s omzet, dit jaar met 3,5%. De krimp van de woningbouwproductie komt uit op zo’n 11%.
Tot die conclusie komt het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in het rapport ‘Verwachtingen Bouwproductie en Werkgelegenheid 2024’. De totale bouwproductie groeide in 2023 met 1,5%, maar de woningbouw vormde een negatieve uitzondering met een krimp van 7%. Door een sterke groei van de herstel- en verbouw stabiliseerde de totale woningbouw met verduurzaming als belangrijke aanjager van deze groei.
Ook voor dit jaar verwacht het EIB een verdere krimp. In alle sectoren staat de nieuwbouw onder druk. Bij woningen wordt een terugval van de nieuwbouwproductie met 11% verwacht. De utiliteitsnieuwbouw doet het met een krimp van 10% nauwelijks beter.
Net als vorig jaar kunnen de herstel- en verbouwproductie en het onderhoud in de woning- en utiliteitsbouw nog wel groeien, maar niet voldoende om de krimp van de nieuwbouw te compenseren. De totale bouwproductie krimpt volgens de berekeningen van het EIB in 2024 met 3,5%, ruim 3 miljard euro minder dan vorig jaar.
2025 overgangsjaar
Na dit jaar verwacht het EIB dat 2025 een overgangsjaar wordt, waarin de nieuwbouwproductie weer gaat groeien. De investeringen in de bestaande voorraden bieden in 2025 perspectief op meer groei. De vooruitzichten voor de middellange termijn zijn eveneens vrij gunstig. De totale productie kan in de periode 2026-2028 met gemiddeld 2,5% per jaar groeien. Aan die groei leveren alle deelsectoren van de bouw een bijdrage.
Het EIB berekent dat de bouwproductie in 2028 een volume van ruim 102 miljard euro haalt (prijzen 2022), ruim 5 miljard euro hoger dan vorig jaar. Bij de woningnieuwbouw wordt rekening gehouden met een stijging van het aantal verleende vergunningen, van 60.000 woningen in het afgelopen jaar naar 75.000 woningen per jaar op middellange termijn. De uitbreiding van de woningvoorraad blijft dan ook op deze termijn nog duidelijk achter bij de kabinetsdoelstellingen van 100.000 woningen per jaar.
De krimp van de productie zorgt ervoor dat de arbeidsproductiviteit met ongeveer 2% afneemt en de werkgelegenheid met 1½%. Het totale arbeidsvolume in de bouw daalt met 9.000 voltijdbanen, waarvan 6.000 onder werknemers. Ondanks de verwachte groei in de nieuwbouwproductie in 2025 verwacht het EIB voor volgend jaar een verdere daling met nog eens 3.000 voltijdbanen. Belangrijkste reden hiervoor is de sterke daling in de utiliteitsbouw die voor 2025 wordt verwacht.
Voor de middellange termijn ziet het EIB weer een groeiende vraag naar bouwpersoneel om de verwachte groei in de productie mogelijk te maken. In de periode 2026-2028 zijn 17.000 extra arbeidskrachten nodig. Dat aantal kan niet alleen met de instroom vanuit de opleidingen ingevuld worden. Het EIB stelt dat met een gematigde groei van buitenlandse arbeidskrachten een zij-instromers vanuit andere sectoren aan die nieuwe vraag naar arbeidskrachten goed te voldoen is. Daarbij moet de sector wel inspanningen blijven verrichten richting het onderwijs om de bouw als aantrekkelijk te positioneren.