“De mens is van nature een hoofd- én handenwezen”
De VO-Raad wil graag een sterk middelbaar onderwijs. Maar wat is dat? En welke plaats ziet de voorzitter van de raad Henk Hagoort voor het praktijkgericht onderwijs? “Veranderingen in het onderwijs gaan langzaam. Maar een meerderheid van onze leden is voor praktijkgericht onderwijs aan alle leerlingen in het middelbaar onderwijs.”
Een vijfjarig vmbo kan opmaat zijn voor meer praktijk voor alle leerlingen
Tekst: Arie Grevers – Foto’s: Kees Stuip
Ouders hebben het beste met hun kroost voor. En dat betekent in hun ogen vaak dat zoon of dochter de middelbare schoolleeftijd ten minste dient door te brengen op de havo en het liefst op vwo of gymnasium. Een diploma van één van deze schooltypen is immers een garantie voor een goede vervolgopleiding, denken ze. En dat biedt dan weer uitzicht op een baan met aanzien die ook nog eens goedbetaald wordt. Een hardnekkig misverstand, zegt de voorzitter van de VO-Raad Henk Hagoort. “Ouders denken dat hun kind aan de verkeerde kant van de streep zit, als het naar het vmbo gaat en met havo, vwo en gymnasium aan de goede kant. Dat is onzin, want er loopt helemaal geen streep. Het is op dit moment zo, dat de studenten op een gemiddelde hbo voor zestig procent van de havo en voor veertig procent van het mbo komen. Terwijl de route via het mbo voor veel leerlingen wel eens een meer motiverende en passende route zou kunnen zijn. Want ook het onderwijs aan vrijwel alle hbo’s is een combinatie van praktijk en theorieen niet alleen maar theorie zoals meestal op de havo. Kom je van het mbo, dan ben je daar al aan gewend en zou de overgang wel eens soepeler kunnen verlopen. Dat je wat afsluit als je de route via mbo kiest, is een vooroordeel dat nergens op gebaseerd is en vooral in de hoofden van ouders leeft.”
Kunstmatige knip
Hagoort zou het overigens heel gezond vinden als de leerlingen op havo en vwo kennis zouden maken met praktijkgerichte vakken. Het merendeel van de leden in zijn achterban ziet dat ook zo.
“Ik vind dat er in Nederland teveel kinderen in een zuiver theoretische stroom zitten. We hebben een kunstmatige knip gemaakt tussen theorie en praktijk, terwijl niemand zo in elkaar zit. We zien dat het aantal zittenblijvers en ongemotiveerde leerlingen op de havo erg hoog is. Dat zou je voor een deel kunnen toeschrijven aan het ontbreken van praktijkgerichte vakken. Het is onnatuurlijk om jongeren vijfentwintig uur per week op te sluiten in een lokaal tussen de boeken. Bovendien zijn er maar weinig beroepen waarin je alleen met je hoofd werkt. Het zit nu eenmaal in de aard van mensen dat ze behalve met hun hoofd ook graag met hun handen bezig zijn. Alles pleit ervoor om op havo en vwo tijd in te ruimen voor praktijkgerichte vakken en daar valt techniek ook onder. Gelukkig werkt een aantal scholen momenteel aan een praktijkgericht vak in het curriculum van de havo”
Verbetering imago ambacht
Door praktijkgericht onderwijs op alle middelbare schooltypen zou je ook het imago van ‘werken met je handen’ een boost kunnen geven. Leerlingen ervaren dan dat het motiverend is. “Ik vind het altijd een feest als ik op een vmbo ben. Het zijn krachtige scholen met een mooie mix van theorie en praktijk en dat is motiverend voor leerlingen en docenten. Heerlijk dynamisch voor wie alleen een klaslokaal met stoelen en tafeltjes gewend is. Een keuze voor het vmbo is een beredeneerde keuze voor een vervolgopleiding zonder je vast te leggen. Je kiest een profiel, maar sluit geen wegen af. Volg je het profiel Zorg en Welzijn, dan kun je altijd nog switchen naar techniek. Pas bij de overgang naar het mbo is je keuze definitiever. En daarna kun je als je dat wilt door naar het hbo.De zorgen – en die zijn er natuurlijk ook wel – zijn niet anders dan op havo of vwo.”
Meer waardering voor praktijk
Minister Paul van Primair en Secundair Onderwijs heeft onlangs in een brief laten weten te willen werken aan meer waardering voor praktijk in het funderend onderwijs. “Dat sluitop zich prima aan bij wat wij willen. Maar de huidige structuur bevat altijd nog mechanismen die haar plannen in de weg zitten. Eén ervan is de wijze waarop de inspectie kijkt naar de scholen en hun prestaties. Daarbij is het advies van de basisschool leidend en dat gaat er altijd nog vanuit dat theorie hoger is dan praktijk. Dus als een leerling van een havo naar een mbo gaat is er sprake van afstromen en krijgt de school een rood kruisje. Terwijl je eigenlijk naar een structuur wilt, waarbij je een rood kruisje krijgt als de opleiding niet passend is voor het kind en een groen kruisje als het kind zich op zijn plaats voelt op de opleiding.”
Hagoort noemt ook segregatie een probleem. “De vmbo- en havo/vwo-scholen vind je doorgaans op aparte locaties. Je komt elkaar niet tegen en dat was ook niet de bedoeling. Vanuit de VO-Raad willen we graag meer integratie, zodat de school een betere afspiegeling van de samenleving wordt. Met een middenschoolachtige constructie zou je de strikte scheiding tussen theorie en praktijk kunnen doorbreken. Leerlingen van de onderbouw zou je hetzelfde lesprogramma kunnen aanbieden, inclusief praktijkonderwijs. Dan stel je het selectiemoment uit van 12 naar 15 jaar en iedere leerling kan ervaring met praktijkonderwijs opdoen. Maar dat is toekomstmuziek. Ik zou al blij zijn als we kleine stap kunnen zetten.”
Naar een vijfjarig vmbo
Waaruit bestaat dan de kleine stap die Hagoort graag zou willen zetten? “We hebben voor havo en vwo een driejarige onderbouw. Voor vmbo is die twee jaar. Zou mooi zijn als we er drie jaar van maken – dus graag een vijfjarig vmbo. Want ook de vmbo-leerlingen moeten op een goede manier aan de slag kunnen met burgerschap, basisvaardigheden taal en rekenen en digitale geletterdheid. Dat kost tijd. Het is wat mij betreft een eerste stap op weg naar een situatie die we misschien ooit zullen bereiken: het opschuiven van het selectiemoment van twaalf naar vijftien jaar.”
Liefst zo vroeg mogelijk meedenken
Pieter Omtzigt herhaalt vaak, dat de Tweede Kamer er niet is om bij het kruisje een handtekening te zetten onder een wet die gebaseerd is op afspraken tussen de overheid en de sectoren. Daar is veel voor te zeggen. Maar vroegtijdige consultatie van de sectoren behoedt de overheid voor wetten die compleet zijn losgezongen van de praktijk. En doorgaans wordt de VO-Raad tijdig betrokken in het besluitvormingsproces. Soms gaat het mis en dat is volgens Hagoort het geval als Tweede Kamerleden vanuit emoties of incidenten om snelle wetgeving vragen. Hij kan daar toch wel een paar sprekende voorbeelden van noemen.
“We vragen op scholen een ouderbijdrage voor schoolreisjes, sportdagen en bijzondere evenementen. In principe is het een vraag aan de ouders en rust er geen verplichting op. De meeste ouders betalen gewoon. Maar niet alle ouders kunnen dat bedrag opbrengen. Wij zien in de praktijk dan, dat de meeste scholen daar wel een oplossing voor vinden. Maar de parlementsleden vonden dat er een wet voor moest komen: de Wet vrijwillige ouderbijdrage. Scholen zijn nu verplicht om via hunwebsite en in brieven te communiceren dat de bijdrage vrijwillig is. Gevolg: op vmbo scholen betaalt een heel groot deel van de ouders niet meer. Op de gymnasia betaalt 90% van de ouders nog wel. Dus die klassen gaan gewoon naar Rome. De leerlingen van het vmbo gaan nergens meer naartoe. De verschillen tussen de scholen zijn alleen maar groter geworden. Met de beste bedoelingen pakt een wet desastreus en volstrekt averechts uit.”
“Hetzelfde geldt voor de Wet nieuwe scholen. Die maakt het mogelijk dat je gemakkelijker dan voorheen een nieuwe school kunt stichten. Gevolg: vermogende ouders die vinden dat hun school iets te gekleurd wordt, richten een school op voor hun kinderen. De wet werkt segregatie in de hand en dat kan toch niet de bedoeling zijn.”
Hagoort vindt dat de VO-Raad en zijn leden ook op de beladen onderwerpen tijdig gehoord moeten worden. Dat zou ongelukken kunnen voorkomen en leiden tot betere wetten. Zeker niet tot wetten die voor geen enkel probleem een oplossing zijn. Sterker nog: die problemen veroorzaken.
VO-Raad
De VO-raad is een vereniging van ongeveer 300 schoolbesturen in het voortgezet onderwijs. De raad behartigt de belangen van het voortgezet onderwijs bij overheid, politiek, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties als jeugdzorg. Daarnaast bevordert de VO-raad de kwaliteit van het onderwijs door schoolbestuurders en schoolleiders te faciliteren bij het vervullen van hun taak. De VO-raad vertegenwoordigt vrijwel alle schoolbesturen in Nederland en voert overleg met werknemersorganisaties over de arbeidsvoorwaarden van ruim 120.000 personeelsleden.