Trots op het vakmanschap
Demissionair minister van OCW, Robbert Dijkgraaf, is trots op het Nederlandse middelbare beroepsonderwijs. “De samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is uniek in de wereld.” Maar ook hij ziet dat steeds minder leerlingen voor een opleiding in de techniek kiezen. “Imago is nog altijd niet goed, maar ik zie een kentering. We moeten gezamenlijk werken aan de betere waardering voor het ambacht. In maatschappelijk én financieel opzicht.”
Minister OCW pleit voor gezamenlijke aanpak van imago handwerk
Tekst: Arie Grevers
Foto’s: ministerie OCW
Robbert Dijkgraaf is de internationaal vermaarde wetenschapper die minister werd van OCW. Onderwijs Cultuur en Wetenschap dat past hem als een op maat gesneden kostuum. Maar zou hij wel oog hebben voor de praktisch georiënteerde opleidingen? Waren die niet een ver-van-mijn-bed-show voor deze minister met zijn ervaringen aan topuniversiteiten? Hijzelf gaf toe dat hij in zijn academische tijd het reilen en zeilen op de vmbo’s en mbo’s niet op het scherm had. Maar, voegde hij er onmiddellijk aan toe, die omissie ga ik zo snel mogelijk wegnemen.
Is hem dat de afgelopen jaren gelukt en heeft hij in de korte periode als missionair minister initiatieven kunnen ontwikkelen die impulsen bewerkstelligen voor een betere positie van deze opleidingen? Wat is zijn bijdrage geweest aan de emancipatie van het mbo?
Mbo gelijkwaardige opleidingsroute naast hbo en vwo
“Samen kunnen we bouwen aan een toekomst waarin het mbo de erkenning krijgt die het verdient. Ik vind dat we moeten werken naar een waaier-model, waarbij mbo, hbo en wo samen een brede waaier aan gelijkwaardige opleidingsmogelijkheden vormen. Een waaier waarin studenten de opleiding volgen die het best past bij hun unieke talenten, vaardigheden, ambities en wensen. Met waardering voor de volle breedte aan opleidingen, van praktisch tot theoretisch, van mbo tot PhD.
Daar zet ik mij – ook nu, nu het kabinet demissionair is – voor in met concrete acties zoals de Werkagenda voor het mbo en de recente brief over gelijkwaardige behandeling van mbo-studenten. In de Werkagenda voor het mbo hebben we doelen opgesteld om het mbo te versterken. We investeren in moderne onderwijsfaciliteiten en innovatieve leermethoden om de kwaliteit van het mbo-onderwijs te verhogen. Daarnaast stimuleren we samenwerking tussen onderwijsinstellingen, bedrijven en regionale overheden om een goede aansluiting op de arbeidsmarkt te realiseren.
“Voor ouders geldt dat ‘hoger’ niet beter is. Ontvangt je kind een vmbo-advies? Wees daar dan ook trots op en draag dat uit!”
In de brief over gelijkwaardige behandeling van mbo-studenten roep ik gemeenten en onderwijsinstellingen op om gezamenlijke introductieweken te organiseren, waarin mbo-studenten volwaardig kunnen deelnemen naast hbo- en wo-studenten. Bovendien dien ik na de zomer een voorstel in bij de Kamer om het overleg tussen de minister van Onderwijs en de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOBmbo) wettelijk vast te leggen, zodat studenten inspraak hebben bij besluitvormingsprocessen.
Daarnaast werk ik aan het verkleinen van onnodige verschillen tussen onderwijssectoren in het overheidsbeleid. Zo staat de Nederlandse Onderwijspremie, de hoogste onderscheiding voor onderwijsteams in het vervolgonderwijs, sinds 2023 voor het eerst open voor mbo-teams. Dit is een belangrijke erkenning voor de kwaliteit en inzet van mbo-docenten en onderwijsteams.”
Hoe kan – volgens de minister – de bouwsector zelf bijdragen aan de emancipatie, de erkenning en waardering van het mbo?
“Door te investeren in het aantrekken en behouden van personeel, bijvoorbeeld. Laat werknemers groeien en specialiseren in hun vakgebied door onderwijs- en ontwikkeltrajecten aan te bieden. Denk aan het bieden van stageplekken met passende stagevergoeding, het bieden van leerbanen in de BBL en derde leerweg en tijd en ruimte voor om- en bijscholing. Daar wil ik ook graag aan toevoegen dat het belangrijk is om tijd en aandacht te steken in diversiteit en inclusiviteit. Sectoren moeten ook een veilige werkomgeving kunnen bieden. Daar probeer ik zelf ook handvatten voor aan te reiken met bijvoorbeeld het Stagepact mbo waarin belangrijke afspraken zijn gemaakt om de stages voor de student te verbeteren en stagediscriminatie tegen te gaan. Dus: doorbreek stereotyperingen en laat zien dat het mbo en het werk veelzijdig en uitdagend is, waar je kan werken aan de uitdagen van nu én de toekomst!
Door zo’n opstelling maak je de sector aantrekkelijk en doe je daadwerkelijk iets aan de personeelstekorten. Ik neem overigens in dit opzicht al wel positieve ontwikkelingen waar, met name ook in het mkb-segment.”
Heeft de minister overigens een verklaring voor de geringe waardering van het mbo en het handwerk/ambacht, zeker als je dat vergelijkt met landen als Duitsland en België?
“Als ik in het buitenland spreek over het mbo, ervaar ik veel waardering voor ons beroepsonderwijs en de intensieve manier waarop het mbo samenwerkt met het bedrijfsleven. Dat is echt uniek in de wereld. Maar in Nederland ervaren we soms helaas nog teveel hiërarchie in het denken in termen van hoger en lager. Dat zien we niet alleen terug in het mbo-onderwijs, maar in de brede samenleving. Het effect daarvan is groot: mbo-studenten en -afgestudeerden voelen bijvoorbeeld niet altijd en genoeg de erkenning die zij verdienen. Dat is echt onterecht. Ik ben ontzettend trots op het mbo. Het beroepsonderwijs zit boordevol talent en vervult een onmisbare rol bij belangrijke maatschappelijke uitdagingen zoals de energietransitie, woningbouw en zorg. Zonder vakmensen komt Nederland tot stilstand.”
Ondanks de waardering voor ons beroepsonderwijs in het buitenland, zien we de instroom dalen. Waar ligt dat dan aan?
“De afgelopen jaren zagen we de instroom in het mbo inderdaad dalen. Dit komt deels door demografische ontwikkelingen. In hoeverre dat door het negatieve imago komt is niet bekend, maar ik zie gelukkig wel dat het beeld begint te kantelen. Praktische vaardigheden en creativiteit worden naast theoretische kennis steeds meer gewaardeerd, ook financieel. Daarbij wil ik benadrukken dat het één niet beter dan het ander is, want alle talenten verdienen evenveel waardering. Het mbo zou dus ook gelijkwaardig naast het hbo en wo moeten staan.
Uit onderzoek weten we wel dat de techniek niet altijd een goed imago heeft, vaak gebaseerd op beelden uit het verleden, en er in de sector veel moeilijk vervulbare vacatures zijn. Dat is jammer, want juist in de bouw kun je bijdragen aan belangrijke maatschappelijke uitdagingen. Denk aan het verduurzamen van huizen of het verminderen van het woningtekort. Zoals ik al zei, is Nederland een mooi voorbeeld van hoe het mbo kan samenwerken met het bedrijfsleven. Die samenwerking moeten we ook inzetten als we het imago van het mbo en de bouwsector willen aanpakken. De bouwsector kan bijvoorbeeld inzetten op meer innovatie, maar ook door het aantrekkelijker maken van het werk in de bouw.”
Hoe zou je het aanzien van het mbo en de ambachtelijke beroepen kunnen verhogen en wie moet je daarover aanspreken?
“Om te beginnen zie ik om mij heen gelukkig een positieve verandering. Er is steeds meer maatschappelijke waardering voor vakmensen en het aanzien van het mbo groeit terecht. Het aantal havisten dat bewust kiest voor het mbo neemt bijvoorbeeld toe. Maar we zijn er nog niet, en daar ligt een taak voor ons allen. Het mbo moet een volwaardige optie worden bij het kiezen voor een vervolgopleiding, ongeacht je vooropleiding.
Ook scholen hebben mogelijkheden om het mbo breed onder de aandacht te brengen onder leerlingen die onderzoeken of een mbo-opleiding bij hen past. Voor ouders geldt dat ‘hoger’ niet beter is. Ontvangt je kind een vmbo-advies? Wees daar dan ook trots op en draag dat uit! Daarin past ook dat we praktische vaardigheden in het primair en voortgezet onderwijs meer gaan waarderen.
En de sectoren moeten ook zelf verantwoordelijkheid pakken. Het aanvalsplan Arbeidsmarktkrapte Techniek, Bouw en Energie van technische branches is hier een mooi voorbeeld van. Het is belangrijk dat werkgevers vakmensen ook eerlijk belonen en waarderen, bijvoorbeeld door het bieden van een goed salaris en opleidings- en ontwikkelmogelijkheden. Bedrijven kunnen nog meer laten zien hoe uitdagend de moderne bouwsector is.
Tot slot wil ik benadrukken dat leerlingen zelf de kracht hebben om het aanzien van het mbo te veranderen. Volg je passie, geloof in je talenten en laat je niet beïnvloeden door vooroordelen. De gedrevenheid van het mbo en de waardevolle bijdrage die je kunt leveren aan onze samenleving is echt iets om trots op te zijn.”