Bouwen aan gemeenschappen
Bouwbeleid is één van de knoppen waar je aan kunt draaien om onze samenleving socialer te maken. Die visie vind je terug in de opvattingen over het toestaan van bouwruimte rond de kleine kernen in landelijke gebieden en over de differentiatie van het woningbouwprogramma’s in de grote steden. En dat is ook goed voor de mkb-bouwer. Aan het woord is Pieter Grinwis van de ChristenUnie. Hij is woordvoerder onder meer voor wonen.
Christen Unie: geef bouwruimte aan kleine kernen in landelijke gebieden
Tekst: Arie Grevers
Foto’s: Kees Stuip
Huizen bouwen is zoveel meer dan stenen stapelen, het is bouwen aan gemeenschappen, vinden ze bij de ChristenUnie. En Pieter Grinwis mag dat voor zijn partij uitdragen in de Tweede Kamer. Hij is ondermeer woordvoerder op de thema’s klimaat, energie, volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en infrastructuur. Bij een relatief kleine fractie heb je doorgaans een omvangrijke portefeuille. Maar Pieter oogt fit for the job. Moeiteloos schakelt hij over op de interviewonderwerpen, nadat hij de laatste hand gelegd heeft aan de tekst voor zijn bijdrage aan een commissiedebat over het Nationale Groeifonds. Het debat heeft hij op het laatste moment moeten overnemen van zijn collega woordvoerder EZ, Stieneke de Graaf die elders verplichtingen had. Wie even de moeite neemt en googled met ’21 maart instelling nationaal groeifonds’ om de inleiding van Pieters bijdrage te beluisteren zal merken, dat de inhoud van de bijdrage in het verlengde ligt van de gedachte die ten grondslag ligt aan de CU-kijk op de woningbouwopgave tot 2030. In de genoemde inleiding haalt hij de woorden aan die voormalig Shell-topman Gerrit Wagner in de jaren ’80 met enige regelmaat uitsprak: ‘don’t back the losers, pick the winners’ – je moet de meest krachtige regio’s ondersteunen en de rest zoekt het maar uit. Pieter en zijn partij willen juist het omgekeerde: een lans breken voor de minderbedeelde regio’s. De sterke regio’s redden het wel op eigen kracht. En dat blijkt ook de rode draad in de onderwerpen die in het vraaggesprek met BouwBelang aan de orde komen.
Geef kleine kernen bouwruimte!
Hoe en waar realiseer je de woningbouwtargets van 100.000 woningen per jaar tot 2030? En hoe maak je de doelstellingen geloofwaardig? Knopen hakken, bouwgrond toewijzen en aan de slag. Dat is de kortste samenvatting van Pieters antwoorden. In de meer uitgebreide versie hieronder, is de genoemde verbondenheid met de minderbedeelde regio’s en ook bevolkingsgroepen nooit ver weg.
“Het is mooi dat minister Hugo de Jonge voortvarend aan de slag is gegaan met de plannen voor woningbouw. Hij heeft daarover onlangs een prachtige brief aan de Kamer gepresenteerd. Toch wil ik er graag een kanttekening bij plaatsen. Hij legt vooralsnog het zwaartepunt namelijk wel erg eenzijdig bij grootstedelijke ontwikkelingen in het westen van het land. Dus daar waar relatief snel de grote aantallen te behalen zijn. Wij zeggen: vergeet de kleine plattelandskernen niet! Daar is de behoefte aan nieuwbouw niet minder groot. Er zijn vaak niet eens genoeg kavels beschikbaar om de te bouwen voor de eigen jongeren. Deze moeten dan met tegenzin hun woongeluk elders zoeken. Ik vraag me dan af: wat doet dat met zo’n gemeenschap? Met de voorzieningen? En uiteindelijk met de leefbaarheid? Niet veel goeds, vrees ik. Geef die kernen de ruimte! Gemeenten willen wel, maar je ziet dat de provincie vaak uitbreidingen blokkeert. Of ze stellen randvoorwaarden die niet passen bij kleine dorpskernen. De dorpskernen mogen dan wel bouwen, maar alleen als er bijvoorbeeld 45 woningen per hectare gerealiseerd worden, terwijl er in de rest van het dorp maar 25 woningen per hectare staan. Verder lijkt het ons een goed plan om oude regelingen die tot doel hadden het platteland leefbaar te houden weer uit de kast te halen en af te stoffen, bijvoorbeeld de rood-voor-roodregeling. De intensieve veehouderij zal, hoe je het ook wendt of keert, door de stikstofproblematiek afnemen en dan moet je toch iets met die bebouwde percelen in landelijke gebieden. Laat er mensen wonen – maar wel met in achtneming van het landelijke karakter van de omgeving, natuurlijk . Je realiseert misschien niet de grote aantallen, maar bouwt wel aan het behoud van een gemeenschap. De provincies kunnen de projecten ook bundelen, zodat het opgeteld toch nog om honderden woningen gaat. Het is nog niet te laat. Het platteland is nog goed leefbaar, al zie je – door de uittocht van jongeren – dat het voorzieningenniveau begint te verschralen.
Kies je de insteek zoals ons die voor ogen staat, dan is dat ook goed nieuws voor mkb-bouwers, de achterban van de Aannemersfederatie. Het gaat per project immers doorgaans om kleine aantallen woningen, keurig op maat van het mkb. En dan snijdt het mes aan meerdere kanten. Je zorgt voor werkgelegenheid in de kleinere kernen, de jongeren kunnen blijven wonen en werken in de gemeente waar ze graag willen blijven en – als bekend – steunt het mkb de lokale verenigingen en dat is weer goed voor de versterking van de gemeenschap. Precies wat wij willen. Bovendien speel je in op de thuiswerktrend, die door corona een boost heeft gekregen.”
“De boodschap aan provincies is helder: zorg dat er bouwruimte komt. En aan gemeenten: bouw woningen.
Begin met flexwoningen en transformatie
Pieter Grinwis bepleit verder dat gemeenten de mogelijkheden van transformatie en de kansen op inzet van flexwoningen optimaler dan nu het geval is, moeten benutten. “Daardoor kan gewenste jaarproductie van 100.000 woningen al in de eerstvolgende jaren binnen handbereik komen. Op termijn verwacht ik dat het effect van flex en transformatie zal afvlakken. Maar tegen die tijd zal de productie van reguliere woningen wel op stoom gekomen zijn. Althans dat hoop. Op dit moment zie ik daar overigens nog weinig tekenen van. Ik heb onlangs nog gebeld met enkele producenten van prefabwoningen en die melden dat ze nog veel capaciteitruimte hebben.
Die flexwoningen vind ik echte een dingetje. We hebben daarvoor zo’n prachtige regeling opgetuigd en tot op heden wordt daar maar zeer beperkt gebruik van gemaakt. Ik ben zeven jaar raadslid geweest in Den Haag en op grond van die ervaring meen ik, dat de wethouders wel wat daadkrachtiger mogen worden. Pak eens de fiets en tel voor de aardigheid eens de veldjes en braakliggende terreintjes waar je gemakkelijk een flexwoning op kwijt kunt. En dat geldt voor elke willekeurige Nederlandse stad. In Den Haag zou dat bijvoorbeeld een oplossing kunnen zijn voor capaciteitsproblemen bij de opvanglocaties voor daklozen. Die lopen vol terwijl de doorstroom naar sociale huur stokt. Ook voor de snelle opvang van oorlogsvluchtelingen zou de flexwoning uitkomst kunnen bieden. Die woningen staan er hooguit tien tot vijftien jaar. Intussen kun je voor deze en andere bouwlocaties plannen ontwikkelen voor woningen die duurzamer zijn en minimaal 50 jaar, maar meestal ruim 100 jaar staan.”
Haal stroperigheid uit procedures
Een derde punt waardoor Pieter verwacht dat de nieuwbouwambities tot 2030 te realiseren zal zijn, is het coalitieakkoord. Hij noemt het – ondanks de eerste plannen van Hugo de Jonge – zelfs vernieuwend in vergelijking met de plannen van voorgaande kabinetten. “In het verleden lag de focus heel sterk bij het binnenstedelijke. Binnenlandse Zaken kwam met veertien à vijftien stedelijke gebieden, daar moest het dan maar gebeuren. Het huidige coalitieakkoord waar minister Hugo de Jonge uitvoering aan heeft te geven, voorziet natuurlijk in de optie binnenstedelijk, maar ook heel nadrukkelijk in de optie buitenstedelijk. De helft van de miljoen woning gaan we binnenstedelijk en binnen de bebouwde kommen realiseren. De rest buitenstedelijk en daar heb je ongeveer 1,2 procent van de agrarische grond voor nodig. Macro gezien is het allemaal peanuts. Het coalitieakkoord zegt kort door de bocht: wijs gebieden aan en bouw woningen. Voeg wijken toe aan de randen van steden en in de buurt van bestaande infrastructuur. We kennen allemaal wel die stations in de middle of nowhere. Je vraagt je dan af, waar zijn de huizen. Daar kun je gewoon direct aan de slag. De boodschap aan provincies is helder: zorg dat die ruimte er komt. En aan gemeenten: bouw woningen. De minister neemt de regierol op zich. Hij mag knopen doorhakken over gebieden waarover al jarenlange gediscussieerd wordt. De stroperigheid moet eruit gehaald worden.”
Luister naar advies deltacommissaris
Veel van de voorgenomen bouwplannen bevinden zich in de lage delen van Nederland, op slappe bodem of in klimaatgevoelige gebieden. Dat is wel een punt van zorg, vindt Pieter. “De minister zou er verstandig aan doen goed naar de adviezen van de deltacommissaris te luisteren (zie ook: pag 10, BouwBelang 1 2022, interview met deltacommissaris Peter Glas). Dat kan in de toekomst veel ellende voorkomen als we door de opwarming van de aarde meer moeite moeten doen om droge voeten te houden. Ook om die reden is het verstandig het oog oostwaarts te richten naar bijvoorbeeld knooppunt Arnhem-Nijmegen, Food Valley (Wageningen, Ede en Veenendaal) en de regio’s Zwolle, Twente en Oost-Brabant. In al die gebieden is nog veel ruimte onbenut.”
“Zorg in de grote steden voor een goede gedifferentieerde mix qua prijsklasse en qua koop en huur”
Draagkracht per portiek
Ten slotte wil Pieter – geheel in lijn met de CU-visie op de samenleving – nog wat kwijt over hoe je bouwbeleid kunt inzetten tegen segregatie in de grote steden. “We moeten veel meer kijken dan we nu doen naar de samenstelling van de wijken in met name de grote steden. Zorg voor een goede gedifferentieerde mix qua prijsklasse en qua koop en huur. Het is nu zo dat er in bepaalde wijken wel heel veel maatschappelijke problematiek samenkomt: pas gescheiden mensen, drugs- of drankverslaafden, psychiatrisch patiënten, mensen die tot voor kort nog dakloos waren en asielzoekers. We moeten oog blijven houden voor de draagkracht per portiek en er door gericht bouwbeleid voor zorgen dat daar ook mensen tussenwonen die stabiel in het leven staan en een vaste baan hebben. In dit verband vind ik overigens dat woningcorporaties wel wat assertiever mogen zijn in het toewijzen van woningen. Maar dit terzijde.”
@ Vindt u dat de wethouders in uw gemeente voldoende hun stem laten horen bij de provincie om grondposities voor nieuwbouw buiten de bebouwde kom af te dwingen?