Meer flexibiliteit en daadkracht nodig
De woningbouwplannen van het kabinet Rutte IV zijn volgens de deelnemers aan de paneldiscussie tijdens het EIB-congres ‘een mooi fundament’, maar niet dé oplossing voor de problemen op de woningmarkt. Ook EIB-directeur Taco van Hoek is ‘niet optimistisch’. Er is meer flexibiliteit en daadkracht nodig, aldus de conclusie.
Scepsis over woningbouwplannen Rutte IV
Tekst: Geert Hilferink
Behalve de traditionele presentatie van de verwachtingen van de bouwproductie en werkgelegenheid voor de periode van 2022 tot 2026, besprak Van Hoek eind januari ook de doorrekening die het EIB van het recent gepresenteerde regeerakkoord. De optelsom van die plannen en de voorziene ontwikkelingen op de bouw- en -arbeidsmarkt maken volgens het EIB een bouwproductie van 85.000 woningen per jaar in 2026 mogelijk.
Niet de benodigde 100.000 woningen per jaar waar Nederland al jaren over praat, en bovendien ‘pas in 2026’ het aantal van 85.000 nieuwe woningen per jaar. “De bouw biedt de komende twee jaar nog een dynamisch beeld door de hoge druk op de nieuwbouw aan de ene kant en de gespannen arbeidsmarkt aan de andere kant.”, aldus Van Hoek, die voor de jaren daarna wel een stabiele en robuuste groei voorziet.
Aanpassing woningbouwprogrammering
Hogere aantallen zijn volgens het EIB overigens wel mogelijk, maar dan moet het kabinet, met daarin de nieuwe verantwoordelijke minister De Jonge, de programmering wel aanpassen. “Nu wordt ingezet op grote binnenstedelijke bouwprojecten en vooral appartementen. Terwijl binnenstedelijk bouwen veel tijd kost en de vraag naar eengezinswoningen veel groter is. Door te kiezen voor meer kleinere buitenstedelijke projecten kan de productie eerder versneld worden.”
Aanpassingen die de vier deelnemers aan de paneldiscussie in grote lijnen wel toejuichen. Gerard van As, wethouder in Alphen aan den Rijn, Maarten van Duijn, directievoorzitter van Heijmans Vastgoed, Henk Peter Kip, directievoorzitter woningcorporatie Mitros en Olaf Sleijpen, directielid van De Nederlandsche Bank discussieerden onder leiding van Welmoed Sijtsma over de kabinetsplannen.
Goede locaties en politieke keuzes
Locatie, daadkracht en tempo. Het zijn de zaken waaraan het volgens het viertal vooral schort. “Goede locaties waar gebouwd kan worden, zijn keihard nodig”, aldus Van Duijn. “Daarbij is het een politieke keuze om te bepalen in welk weiland er wel of niet gebouwd kan worden, maar die keuze zal wel gemaakt moeten worden”, vult Kip aan.
Daadkracht van de nieuwe minister van Volkshuisvesting wenst wethouder Van As in de vorm van centrale regie. “Zo is het ons gebeurd dat de provincie alsnog een streep zette door vergevorderde bouwplannen. Vanuit een centrale rol moet de minister zaken van bovenaf kunnen doordrukken om onnodige vertraging of het einde van plannen te voorkomen.”
Inspraak beperken
Een soortgelijke aanpassing van overheidsbeleid zou Van Duijn graag zien. “Een van de vertragende factoren van bouwprojecten vormen de bezwarenprocedures. Met de invoering van de Omgevingswet ontstaat straks een extra mogelijkheid om na de bestemmingsplanfase opnieuw bezwaar te maken tegen bouwplannen. Dat werkt alleen maar verder vertragend.”
Volgens Sleijpen willen alle betrokkenen in de bouwsector uiteindelijk allemaal hetzelfde. “Daarbij moeten we ons vooral realiseren dat we dit niet van vandaag op morgen realiseren”, aldus Sleijpen, die zegt dat hetzelfde geldt voor de betaalbaarheid van de woningen. “We zullen serieus moeten kijken naar de fiscaliteit van het woningbezit om de verschillen tussen kopen en huren weer dichterbij elkaar te brengen. Geen populaire maatregel, maar wel een die de politiek zal moeten maken. Samen met het vergroten van de woningvoorraad is het een belangrijke stap op weg naar een evenwichtiger woningmarkt.”