BouwBelang: Platform voor bouw en infra van AFNL

Spanning op arbeidsmarkt loopt nog twee jaar op

23-11-2021
door Redactie
GAzet

De spanning op de arbeidsmarkt in de bouw en infra blijft in 2022 en 2023 verder oplopen. De jaren daarna zal het personeelstekort afnemen en komen vraag en aanbod meer in balans. Die voorspelling doet het Economisch Instituut voor de Bouw in het rapport ‘Trends op de Bouwarbeidsmarkt 2021-2025’ dat eind oktober werd gepresenteerd tijdens het jaarlijkse Arbeidsmarktcongres.

Werken in bouw volgens EIB zeer positief beoordeeld

In het rapport concludeert het EIB dat de bouwsector de coronacrisis goed is doorgekomen. Gemeten over 2020 en 2021 heeft de bouwproductie zich ongeveer gestabiliseerd. “Opvallend daarbij is dat ondanks het uitblijven van een sterke productiegroei de druk op de arbeidsmarkt inmiddels alweer duidelijk toeneemt. Je zou verwachten dat we door het eerder uitblijven van groei nu goed in de vraag naar arbeid kunnen voorzien”, aldus Taco van Hoek, directeur van het EIB.

Effecten coronacrisis

Dat dit laatste niet het geval is, heeft volgens het EIB twee oorzaken die beide terug te voeren zijn op de coronacrisis. Van Hoek: “De eerste opvallende ontwikkeling is de daling van het aantal buitenlandse arbeidskrachten. Ongeveer 6.000 buitenlanders zijn tijdens de coronacrisis teruggekeerd naar hun vaderland. Om die opengevallen plekken in te vullen werd vooral gebruikt gemaakt van zij-instromers om de productie alsnog te realiseren.”
Een tweede belangrijke ontwikkeling die de arbeidsmarkt onder druk zette, was het toenemende ziekteverzuim van werknemers. “Deels preventief, maar door dit ziekteverzuim werden per medewerker minder productieve uren geleverd.”

Weg terug voorzichtig ingezet

Hoewel de onderzoekers van het EIB constateren dat zowel de instroom van buitenlanders als de normalisatie van het ziekteverzuim voorzichtig zijn ingezet, zal de situatie op de arbeidsmarkt er de komende twee jaar nog niet beter op worden. “Met name voor 2022 en 2023 voorzien we nog grote tekorten op de arbeidsmarkt. De jaren daarna zien we die druk overigens wel afnemen en is de verwachting dat de sector vanuit de opleidingen voor een groot deel kan voorzien in de behoefte aan personeel.”

Nieuwbouw motor

De komende twee jaar is het vooral de woningnieuwbouw die verantwoordelijk is voor de oplopende spanning op de arbeidsmarkt. “In 2020 en 2021 is het aantal verleende vergunningen sterk toegenomen en dat zorgt – zij het vertraagt – voor een toename van de bouwproductie.”
Volgens Van Hoek kan die groei in 2021 al uitkomen op 8,5 procent en in 2022 zelfs op 12 procent. “Omdat ook andere onderdelen van de bouw en infra de komende jaren bijdragen aan die groei, ontstaat voor de totale bouwsector een productiegroei van 5 procent in 2022 en 3,5 in 2023. Voor 2024 voorzien we dan een groei van 2 procent gevolgd door 1,5 procent in 2025.”

60.000 nieuwe arbeidsplaatsen nodig

Om die groei als bouwsector aan te kunnen, moeten volgend jaar en in 2023 30.000 arbeidskrachten instromen. Van Hoek: “Die moeten instromen vanuit de opleidingen en als zij-instromer in de sector aan het werk gaan. Daarnaast houden we rekening met groei van in totaal 8.000 buitenlandse arbeidskrachten in die twee jaar.”
De komende vier jaar heeft de bouw naar schatting 60.000 nieuwe arbeidsplaatsen nodig om de verwachte productie te kunnen realiseren. “Voor 2024 en 2025 zal de druk op de arbeidsmarkt wel iets afnemen omdat in die jaren de instroom vanuit de opleidingen groter zal zijn dan de komende twee jaar het geval is”, aldus Van Hoek.

Werk positief beoordeeld

Voor het eerst deed het EIB in de jaarlijkse arbeidsmarktanalyse onderzoek naar de wijze waarop werknemers in de bouw naar hun eigen werk kijken en hoe ze dit ervaren. “Een belangrijke conclusie die daaruit naar voren komt is dat werknemers over het algemeen zeer positief zijn over hun werk. Dat geldt zowel voor de werknemers die op de bouwplaats met hun handen werken als het UTA-personeel.”
Hieruit blijkt volgens Van Hoek dat het bouwberoep voor relevante doelgroepen vanuit inhoud een sterke aantrekkingskracht heeft. En daarop kan de sector verderbouwen, zegt van Hoek, die stelt dat er wel verbeterpunten uit het onderzoek naar voren komen. “Zoals het beter verbinden van theorie en praktijk bij de opleidingen, het versterken van de loopbaanperspectieven van met name bouwplaatsmedewerkers en meer aandacht voor sfeer en verhoudingen binnen de bouwbedrijven.

Voer voor paneldiscussie

Vooral het laatste deel van de presentatie bleek voer voor de paneldiscussie die volgde op de presentatie van het rapport. Onder leiding van Peter Roos, bestuurder van FNV Bouwen en Wonen discussieerden Gijs Lokhorst, bestuurder van CNV Vakmensen, Timo Jansen, directeur van Bouwmensen Amersfoort, Marieke van der Post, senior-adviseur Onderwijs & Arbeidsmarkt bij Bouwend Nederland en Michaël Kempka, adviseur van personeelsbemiddelaar Aelbers over de verschillende behoeften en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

Echt innoveren in onderwijs

“Als ik in de onderzoeksuitkomsten kijk naar de wijze waarop werknemers hun werk in de bouw beoordelen is het positieve beeld natuurlijk mooi, maar vanuit onze eigen ervaring deel ik de zorgen over de aansluiting van de theorie op de praktijk in het onderwijs. Daar lopen wij al jaren tegenaan. Niet alleen vakinhoudelijk, maar ook als je kijkt naar de bekostigingsstructuur. De wijze waarop die nu is georganiseerd, sluit in veel gevallen niet aan op onze praktijk”, aldus Jansen. “Daarin moeten we echt innoveren de komende jaren om grote stappen te kunnen maken.”
Lokhorst deelt die mening. “We hebben het al jaren over hetzelfde probleem. Tekorten op de arbeidsmarkt en hoe deze op te lossen. Het is echt de hoogste tijd voor anticyclisch en structureel beleid waarin we zaken als onderwijs, instroom en loopbaanperspectieven goed regelen. Zo houden we de mensen in de sector en trekken we ook jongeren naar de bouw. Anders blijven we ieder jaar luisteren naar verhalen die passen bij de conjunctuur van dat moment.”

Brede betrokkenheid vereist

Daarvoor is volgens de panelleden een brede betrokkenheid nodig van onder meer ministeries, werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijsinstellingen en leerbedrijven. “Daarbij sluiten wij als uitzendbranche graag aan”, aldus Kempka. “Samen sta je sterker. Door ideeën en suggesties te delen en mogelijkheden en onmogelijkheden gezamenlijk aan te pakken zorgen we ervoor dat we zowel onze jongeren en zij-instromers perspectief bieden. Dat geldt overigens ook voor de buitenlandse arbeidskrachten. Gezien de zojuist gepresenteerde cijfers gaan we die de komende jaren ook nog volop nodig hebben.”
Volgens Van der Post is dat perspectief een absolute voorwaarde om deze groepen echt aan de bouwsector te verbinden. “Daarnaast blijft het imago een belangrijke rol spelen. We worden als branche steeds duurzamer en wij creëren concrete oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Die vaktrots in bouw en infra mogen we nog meer gaan uitstralen.”

visboer individueel opleiden

Met name bij de groep zij-instromers zit volgens de panelleden een grote uitdaging als het gaat om het opleiden. Jansen: “Het liefst wil je ze opleiden naar een volledig diploma of onderdeel daarvan, maar dat is vaak lastig. Zo hebben wij nu een chef-kok en een visboer die we opleiden tot timmerman ruwbouw. Deze mannen kun je niet in een klasje zetten, die moet je echt individueel opleiden. Gelukkig wil de aannemer de zestien scholingsdagen betalen en hopen dat dit leidt tot een diploma. Maar het is echt lastig om dat op die manier voor elkaar te krijgen.”Regionale samenwerking en verbinding tussen bedrijven en onderwijs zou hierin stimulerend kunnen werken.

Skillspaspoort mogelijk maken

Volgens Van der Post biedt een skillspaspoort ook mogelijkheden. “Dat is een soort portfolio dat iedereen in de bouw voor zichzelf kan gebruiken. Door steeds toe te voegen welke vaardigheid je geleerd hebt en welke werkervaring je hebt opgedaan, maak je overzichtelijk welke competenties je hebt. Zo heb je ook als je geen officiële diploma’s bezit, wel een bewijs dat je bepaalde vaardigheden beheerst en vakkennis bezit.”
Zo’n skillspaspoort sluit ook goed aan bij manieren om de opleidingen efficiënter aan te bieden. “Een vakman kan ook iets leren door tien minuten naar een instructievideo te kijken. Daarvoor hoeft hij niet naar school.”

Waardering houdt mensen binnen

De panelleden konden zich herkennen in de aandachtspunten die uit het eerste ‘tevredenheidsonderzoek’ naar voren kwamen. “Wil je mensen behouden binnen je organisatie, moet je ze aandacht geven. Maar ook als volwaardige collega zien en behandelen en daar ontbreekt het nog wel eens aan”, aldus Jansen. “Omdat er te weinig tijd is voor goede begeleiding af andere – op het eerste oog – begrijpelijke redenen, maar aandacht en waardering houden werknemers enthousiast en betrokken.”
Kempka: “Dat doe je ook door ze perspectief te bieden. Ook op latere leeftijd. Zo doen wij momenteel een pilot met timmerlieden die ongeveer 60 jaar zijn. Die leiden we op tot leermeester zodat zij jonge en buitenlandse arbeidskrachten en zij-instromers het vak kunnen leren.”