BouwBelang: Platform voor bouw en infra van AFNL

Ondernemers geven hun mening

25-11-2021
door Redactie
Thema’s

Het ondernemerspanel is een nieuwe rubriek waarin mkb’ers uit de achterban van de Aannemersfederatie (AFNL) hun licht laten schijnen over trends en actualiteiten. Dat hebben ze gedaan door te reageren op stellingen en vragen met een simpel ja of nee. Vervolgens hebben ze een korte toelichting gegeven bij hun keuze. Heel eenvoudig en het kost de ondernemer een tijdsinvestering van nog geen tien minuten. Wellicht bent u een volgende keer van de partij.

Gemengde gevoelens over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Tekst en foto: Arie Grevers

U hebt het vast wel gemerkt. Dit jaar zijn we begonnen bij enkele artikelen per editie naar uw mening te vragen. Dat heeft inmiddels geleid tot een respectabel aantal stellingen en vragen. Daaruit hebben we een selectie gemaakt om deze voor te leggen aan negen ondernemers representatief verdeeld over een aantal brancheverenigingen die zijn aangesloten bij de AFNL.

In alfabetische volgorde zijn dat: Marc Anker (Venin), Maurice Beijk (MKBInfra), Berrie Endevoets (GNL), René Fronik (MKB Infra), Simon Harmens (Veras), Gerard Hetebrij (Nvbu), Derkjan Hooijer (onder meer: Veras), Bertha van Kampen (Nvbu) en Alexander Naenen (Vkl).
Hieronder de resultaten. Per vraag/stelling is steeds aangeven hoeveel er met ja en hoeveel er met nee geantwoord hebben. Opvallende verschillen worden genoemd en de grote lijnen van de toelichtingen weergegeven.

De pensioengerechtigde leeftijd in de zware beroepen mag wat mij betreft naar 60 jaar.

Vier ondernemers lieten een duidelijk nee horen. Belangrijkste argument: we hebben al een tekort aan personeel. Bovendien vinden ze het aantal dienstjaren meer bepalend. De overigen zeiden ja met een voorbehoud. Maar iedereen voelt er wel wat voor de stem van de werknemer zelf mee te wegen. Dan zou hij of zij vanaf het 63ste levensjaar of bij 40 dienstjaren een individuele keuze kunnen maken, tenzij de arts oordeelt dat het beter is te stoppen. Maar over het algemeen kan de werknemer heel goed inschatten of hij wil stoppen, nog volle vaart door kan of liever langzaam afbouwt. Overigens vinden de ondernemers dat het werk over de laatste dertig jaar dankzij allerlei hulpmiddelen lichter is geworden.
Eerder stoppen geldt alleen voor mensen die fysiek zwaar werk verrichten. Voor kantoorpersoneel hoeft er geen aparte regeling te komen.

Ben je je al aan het voorbereiden op de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen die volgend jaar op 1 juli ingaat?

Op een enkele ondernemer na zijn de meesten er op één of andere manier wel mee bezig. Sloopwerken en de meeste gww-opdrachten vallen vooralsnog niet onder de wet en dat is dan ook de reden dat de wet bij die ondernemers niet op het netvlies staat. Dat geldt dan weer wel voor het bouwrijp maken van woningbouwlocaties, ook een gww-taak. De b&u- en de gespecialiseerde aannemers zijn er al wel mee bezig; de eersten tegen wil en dank.

Vind je de komst van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen een goede zaak?

Op dit punt zijn de ondernemers verdeeld. Ruim de helft vindt de komst van de wet overbodig – een uitzondering maken zij voor de echt grote werken als ziekenhuizen, stadions en dergelijke. Dus niet voor de werken waar zij mee te maken hebben. Verder is opvallend dat de gespecialiseerde bedrijven unaniem voor invoering zijn. De gww’ers en de b&u’ers zijn het felst gekant tegen de Wkb. Argumenten: verhoging lastendruk, het eindproduct wordt duurder voor de klant en de wet voegt niets toe. Of zoals één van hen het verwoordde: “Ik zie mijn klanten bij de bakker, langs de zijlijn op het voetbalveld, bij de muziekvereniging en op de plaatselijke braderie. Als ik mijn werken met gebreken oplever en niet volgens de eisen van het Bouwbesluit, dan heb ik morgen geen werk meer.”

Het nieuwe kabinet moet klimaatbestendig bouwen stimuleren met een belastingkorting bij een inspanning die leidt tot vermindering van CO2-uitstoot.

Negen keer ja. De noodzaak een bijdrage te leveren aan de strijd tegen klimaatverandering is geland bij de mkb-bouwers en maakt bij iedereen inmiddels vast onderdeel uit van het bedrijfsbeleid. Het zou goed zijn als deze houding verder gestimuleerd wordt via de belastingwetgeving. Daarbij geldt: niet bestraffen, maar goed gedrag belonen. Maar wel letten op een goede balans tussen de hoogte van de korting en de afname van de CO2-uitstoot ten opzichte van een realistisch gemiddelde.

Kun je op lopende projecten de extreem gestegen materiaalprijzen doorberekenen aan je klanten?

Iedere ondernemer kent situaties waarin dat wel kan en situaties waarin dat niet kan. Bij een raamcontract worden de bedragen geïndexeerd. En als je alleen arbeid verkoopt merk je er ook niks van. Werk je daarentegen onder Bouwgarant voor een klant dan kun je de prijzen niet aanpassen. Verder kan er discussie ontstaan over de interpretatie van de algemene leveringsvoorwaarden, maar als die duidelijk zijn, trekt de klant aan het kortste eind als hij het op de spits wil drijven. De ervaringen leren echter dat de klanten doorgaans wel begrip kunnen opbrengen voor de prijsstijgingen.

De woningbouw wordt assemblage-industrie.

Deze trend wordt door iedereen onderschreven. Maar wel met de kanttekening dat het nooit helemaal prefab zal kunnen. Ook al omdat een deel van de woningmarkt maatwerk zal blijven. Prefab is slechts mogelijk bij sterk gestandaardiseerde woningmodellen. Een van de respondenten prefabriceert zelf houtskeletbouwwoningen om deze op locatie te assembleren.

Industrialisatie van het bouwproces is het antwoord op vragen van deze tijd.

Iedereen is het er wel over eens dat je met geïndustrialiseerd geproduceerde woningen een van de antwoorden geeft op de vragen van deze tijd, maar niet het enige. Legolisering, modulair bouwen en prefabricage geven circulair bouwen een boost. Dat is waar, maar dat bereik je ook door biobased materialen toe te passen. Verder vinden sommige ondernemers dat we ons niet blind moeten staren op de zegeningen van industrialisatie. Er moet ruimte blijven voor het ambacht en vooral voor het opleiden van een nieuwe generatie vakmensen. De samenleving in zijn geheel mag niet toestaan dat er ambachten verdwijnen. Want de behoefte aan een timmerman, een metselaar, een gww-werker en een loodgieter blijft bestaan. Het imago onder jongeren van de bedrijfstak is op dit moment niet optimaal. Dat kan beter. De bouwbranches willen natuurlijk graag dat het imago beter wordt. Daar past echter een reële prijs bij die recht doet aan de vakprestatie die er geleverd wordt en tegelijk de winstmarges van de bedrijven op een normaal niveau brengen. Want het besef moet indalen dat investeren in goede opleidingen en imagoverbetering niet zonder een gezonde financiële basis kan.

Partijen van buiten de bouwsector zullen de industrialisatie van het bouwproces overnemen van de traditionele bouwpartijen.

Dat gelooft werkelijk niemand. Er zullen hooguit partijen van buiten komen die ondersteunende diensten verlenen aan bedrijven die het bouwvak beheersen. Bijvoorbeeld logistieke bedrijven. Er wordt wel gezien dat het bouwvak verandert en wellicht ook de rol die de traditionele partijen nu nog spelen.