BouwBelang: Platform voor bouw en infra van AFNL

‘Na dip volgt snel forse groei’

10-12-2020
door Redactie
GAzet

Hoewel de productiedaling en het banenverlies in de bouw in 2020 minder groot zijn dan bij het begin van de coronacrisis werd aangenomen, betekent dat niet dat de bouw zonder kleerscheuren door deze crisis komt. Volgens het Economisch Instituut van de Bouw dalen zowel de productie als de werkgelegenheid in 2021 harder dan in 2020.

Hoewel de productiedaling en het banenverlies in de bouw in 2020 minder groot zijn dan bij het begin van de coronacrisis werd aangenomen, betekent dat niet dat de bouw zonder kleerscheuren door deze crisis komt. Volgens het Economisch Instituut van de Bouw dalen zowel de productie als de werkgelegenheid in 2021 harder dan in 2020.

In de jaarlijkse ‘Trends op de bouwarbeidsmarkt’, die het EIB vorige maand presenteerde tijdens een online symposium, schetst het economisch instituut de ontwikkeling van de werkgelegenheid richting 2024. Een ontwikkeling die, na een dip in 2021, vanaf 2022 weer een stijgende lijn zal vertonen. In het rapport schetst het EIB dat tussen 2022 en 2024 de benodigde instroom 75.000 arbeidskrachten bedraagt.

Krimp minder sterk

De voorspellingen die het EIB vlak na het uitbreken van de crisis dit voorjaar publiek maakte, ging uit van een veel slechter scenario voor 2020. “Die prognoses uit april zijn niet uitgekomen, de krimp is veel minder sterk als toen gedacht”, aldus Taco van Hoek, directeur van het EIB, die wel een verklaring heeft voor die ‘misrekening’.
“Prognoses zijn gemaakt op basis van gelijkblijvend overheidsbeleid en -ingrijpen. Maar we hebben al snel na de uitbraak gezien dat het Rijk met een ongekend steunpakket kwam. Hierdoor daalde de productie weliswaar, maar door een goede inkomensontwikkeling met dank aan de steunmaatregelen zijn de effecten voor de bouw redelijk beperkt gebleven.”

Herstel- en verbouwproductie

Overigens is de overheidssteun niet de enige oorzaak voor de beperkte gevolgen dit jaar. De verschuiving van de consumentenbestedingen van sectoren die rechtstreeks door de lockdown zijn getroffen naar sectoren die geen productiebeperkingen kregen opgelegd is er ook een. “Zo daalden de uitgaven van consumenten richting de horeca, het transport, evenementen en voor vakanties. Doordat het inkomen voor veel groepen wel goed op peil bleef, is het consumentenbudget (deels) verschoven naar andere sectoren, waaronder de bouw. Dit is vooral terug te zien bij de herstel- en verbouwproductie in de woningmarkt, waar niet alleen geen serieuze productiedaling is opgetreden, maar waar zelfs sprake is geweest van groei in het afgelopen jaar.”

Paneldiscussie

Na de presentatie van Taco van Hoek gingen Rens Nissen, directeur Algemene Financiële en Economische Politiek (AFEP) van het ministerie van Financiën, Peter Roos, bestuurder FNV Bouwen en Wonen en Maxime Verhagen, voorzitter Bouwend Nederland met elkaar in discussie over onder andere de gepresenteerde cijfers en ontwikkelingen. Het drietal was het over een ding eens: de cijfers over 2020 zijn minder dramatisch dan aan het begin van de crisis werd verwacht. “Het is best een hoopvol verhaal als je het afzet tegen de sombere voorspellingen”, aldus Nissen. Dat die sombere voorspellingen niet zijn uitgekomen, komt volgens hem onder andere door de overheidssteun. “Ruim tien keer zoveel als in de vorige crisis is uitgekeerd.”

Zowel Peter Roos als Maxime Verhagen leggen een deel van de oorzaak van het meevallend effect bij de bouwsector zelf. “We hebben direct gezegd: we gaan er alles aan doen om die voorspelling geen waarheid te laten worden. Daarom hebben we al heel snel als sector het protocol Veilig doorwerken opgesteld. Volgens die regels hebben we kunnen doorwerken en de schade kunnen beperken”, aldus Roos.

Opleiden

Het opleiden van personeel was een ander belangrijk onderwerp in de paneldiscussie. Zowel voor de instroom van jonge vaklui, maar ook voor de benodigde zij-instromers. “Daarvoor hebben wij eerder deze maand, samen met onder andere AFNL en FNV en CNV, een stimuleringsprogramma ingediend. Daarmee willen we de instroom van personeel bevorderen, maar ook de duurzame inzetbaarheid van medewerkers in de bouw en infra bevorderen.”

Volgens Roos heeft de bouw een prima infrastructuur om die opleidingen aan te bieden. “Opleidingsbedrijven kunnen voor jonge instroom en voor mensen die uit een ander beroep komen, snel een opleidingsprogramma bieden. Bovendien zie je dat het opleidingsniveau in de bouw ook steeds hoger wordt. Met alle vraagstukken op het gebied van techniek en energietransitie en BIM bijvoorbeeld. Door dat, bijvoorbeeld met de campagne ‘Je gaat het maken in de bouw’, te benadrukken kunnen we de sector een impuls geven.”

Laatcyclische sector

Toch moet de bouw zich volgens Van Hoek opmaken voor een moeilijke periode. Krimpt de bouw in 2020 zo’n 2,5 procent, voor 2021 moet rekening worden gehouden met beduidend grotere krimp. Daarbij wordt volgens het EIB de utiliteitsbouw het hardst geraakt met een daling van 8 procent. De woningbouw en gww krimpen met 5,5 procent. “Vanwege het laatcyclische karakter van de bouw, de aanscherping van de contactbeperkende maatregelen in oktober en de voorgenomen afbouw van de ondersteuningsmaatregelen, is de daling scherper dan in 2020. Ook zal de verschuiving in het consumptiepatroon waar de bouw dit jaar van heeft geprofiteerd niet opnieuw een extra impuls geven”, aldus Van Hoek.

Gevolgen werkgelegenheid

Vertaald in werkgelegenheidscijfers betekent de krimp dit jaar en in 2021 een verlies van 24.000 arbeidsjaren. Na de 6.000 arbeidsjaren die in 2020 verloren gaan, komen daar in 2021 nog eens 18.000 arbeidsjaren bij. De inzet van uitzendkrachten zal met 8.000 arbeidsjaren teruglopen, die van zelfstandigen met 6.000 arbeidsjaren. Bij werknemers neemt de werkgelegenheid af met 10.000 arbeidsjaren.
Van Hoek: “De daling van de werkgelegenheid van werknemers mag niet gelijkgeschakeld worden met verlies aan werk voor bestaande werknemers. Het grootste deel van het werkgelegenheidsverlies bestaat uit minder instroom van nieuwe medewerkers ter vervanging van medewerkers die de sector verlaten, bijvoorbeeld vanwege pensionering.”

Perspectief op middellange termijn

Voor de periode na de dip in 2021 voorziet het EIB gunstige perspectieven voor de bouw. Economisch herstel zal de bouw een impuls geven, net zoals dat na de banken- en eurocrisis gebeurde. “Mede ondersteund door verduurzamingsmaatregelen groeit de totale bouwproductie in de periode 2022-2024 dan met gemiddeld 5 procent per jaar. De sterkste groei zal worden gerealiseerd bij de nieuwbouw van woningen”, aldus Van Hoek.

Die productiegroei leidt tot een jaarlijkse werkgelegenheidsgroei van 2,5 procent. “In drie jaar tijd neemt de werkgelegenheid toe met 34.000 arbeidsjaren. De werkgelegenheidsgroei van zelfstandigen en uitzendkrachten neemt met respectievelijk 13.000 en 7.000 arbeidsjaren toe, waarmee de flexibele schil sterker toeneemt dan het vaste personeel.”
Het EIB maakt voor de overgang van 2021 naar 2022 een voorbehoud. Van Hoek: “Het kan zijn dat de dip doorschuift omdat de gevolgen van de crisis wat later merkbaar blijven.”

Weerstandsvermogen zzp’ers

Het EIB deed dit jaar ook onderzoek naar het weerstandsvermogen van zzp’ers in de bouw en infra. “Daarin zien we een groep van zo’n twintig procent met een weerstandsvermogen tot 20.000 euro. Die groep is erg kwetsbaar”, aldus Van Hoek. “Maar aan de andere kant zien we dat ruim twee derde van de zzp’ers een vermogen van meer dan 30.000 euro heeft. Het toont aan dat de zzp-markt inmiddels tot een volwassen markt is uitgegroeid.” Ook in vergelijking met de werknemers in de bouw en infra kruipen de zzp’ers steeds dichter richting de vaste medewerkers als het gaat om de inkomensontwikkeling.

Van Hoek waarschuwt voor de gevolgen van aangekondigde overheidsmaatregelen voor zelfstandigen. “De afbouw van steunmaatregelen in 2021 gekoppeld aan het terugdringen van fiscale voordelen kan deze groep hard treffen”, aldus Van Hoek. “Dat moet niet onderschat worden want er lopen inmiddels meer zzp’ers dan werknemers rond op de bouwplaatsen.”
Ook naar de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers deed het EIB onderzoek. “Een voorziening die voor een groot deel van de zzp’ers geen oplossing biedt omdat de uitkering niet boven het niveau van een bijstandsuitkering voor een huishouden van twee volwassenen uitkomt. Daar heeft een zzp’er die meer dan 30.000 euro verdient niets aan. Op dat vlak heeft de zzp-markt behoefte aan een goede oplossing.”

Instroom vanuit opleidingen

Die nieuwe instroom moet deels komen uit de opleidingen. Het EIB verwacht dat volgend jaar het aantal bbl-leerlingen kortstondig kan terugvallen, maar dat hierna bij de verwachte groei van de werkgelegenheid dit aantal weer verder zal gaan toenemen.
“Het komende jaar ligt de uitdaging vooral bij het instandhouden van de vraag en het kunnen aanbieden van voldoende leerlingplaatsen. Op middellange termijn neemt de vraag naar personeel weer duidelijk toe. De instroom vanuit de opleidingen, voornamelijk mbo, maar ook hbo en wetenschappelijk onderwijs, levert de komende vier jaar voor bijna 50.000 arbeidskrachten aan nieuw aanbod op. Iedere inspanning door de bouwsector die de instroom vanuit opleidingen vergroot, verkleint de benodigde zij-instroom in toekomstige jaren”, aldus Van Hoek.

presentatie taco van der hoek

Buitenlandse arbeidskrachten

Nemen de buitenlandse arbeidskrachten dit jaar en in 2021 het grootste deel van het totale banenverlies voor hun rekening, als na 2022 de vraag naar personeel weer stijgt zal ook de behoefte aan deze groep weer snel toenemen. Het EIB berekent dat in 2024 53.000 buitenlandse arbeidskrachten in de bouw werkzaam zullen zijn tegenover 39.000 in 2021.
Vanaf 2022 is er ook weer behoefte aan zij-instromers. De benodigde zij-instroom loopt
sterk op tot bijna 13.000 in 2024. Van Hoek: “Dit vergt van de sector opnieuw stevige inspanningen om deze mensen van buiten de sector aan te trekken. Hoe beter de sector er in slaagt om het aantal leerlingen met een bouwopleidingen in stand te houden, des te minder is de resterende opgave voor de benodigde zij-instroom.”

Voorwaarden

Om de dip in 2021 door te komen en de groei daarna mogelijk te maken is volgens het EIB één ding belangrijk en dat is het aantrekkelijk maken van de bouw voor instroom. “Door flexibeler op te leiden, bijvoorbeeld met deelcertificaten die kunnen optellen tot een diploma en door flexibeler te belonen. Met meer ‘boter bij de vis-acties’”, aldus Van Hoek, die ook pleit voor meer continuïteit in de productie in de vorm van structurele samenwerking.
Daarnaast ziet het EIB een blijvende rol voor de overheid. “Er is dit jaar al een ongekende investering in de economie gedaan, maar voor de toekomst van de bouw is meer nodig. Deregulering bijvoorbeeld. En ook Startershypotheken kunnen een impuls brengen. Daarnaast de oproep aan lokale overheden om infraprojecten niet steeds uit te stellen. Slecht voor de infrasector, maar ook voor de infrastructuur. Kijk naar Amstdes jarenlang niet onderhouden zijn met alle gevolgen van dien.”