BouwBelang: Platform voor bouw en infra van AFNL

Wie het weet, mag het zeggen

01-12-2021
door Arie Grevers

Het is al even aan de gang: het aanzien van het bouwen gaat rigoureus op de schop. Nieuwe technieken (3D-printen) en processen (prefabricage) doen hun intrede. De meeste ondernemers in de achterban van de AFNL merken er nog maar mondjesmaat wat van. Natuurlijk, niemand maakt op de bouwlocatie nog een uitslag van een kap en brengt daar het dakbeschot op aan. De kap is een bouwdeel dat inmiddels in een fabriek industrieel vervaardigd wordt. Via de geïsoleerde dakplaat is de scharnierkap gemeengoed geworden.
Maar we zijn inmiddels wel weer een stap verder. De complete geïndustrialiseerde woning staat op de stoep. Nog maar zeven jaar geleden strandde een dergelijk prefab-initiatief. Terwijl er anno 2021 enkele woningfabrieken succesvol operationeel zijn. En volgend jaar start Van Wijnen een fabriek waar jaarlijks 4000 woningen en appartementen van de ‘lopende band’ kunnen rollen (zie elders in dit nummer). Een nabij gelegen autobussenfabriek staakt op die locatie de productie van bussen om prefab badkamers, toiletten en energiekernen te maken. In de vorige uitgave spraken Thomas Rau en Sabine Oberhuber de verwachting uit, dat de omwenteling in het bouwproces van partijen zou komen die niet tot het traditionele bouw-establisment zou behoren. Ze dachten aan partijen als Amazon, Facebook en Tesla. Maar een bussenfabriek die prefab bouwdelen maakt is toch ook een heel aardig voorbeeld.

cartoon

Zijn deze ontwikkelingen reden tot bezorgdheid voor de gemiddelde bouwende mkb’er? Want door al die ontwikkelingen kan zijn positie in het geding zijn. Bezorgdheid is een groot woord, maar het stemt wel tot nadenken.
Het betekent namelijk niet zoveel als Van Wijnen aangeeft, dat ze de machines niet aanzetten voor een serie van onder de twintig woningen en dat er voor de ‘fabriekswoning’ op de bouwmarkt slechts ruimte is voor 25 procent van de totale bouwopgave. Met andere woorden: geen bedreiging voor de mkb’er die het moet hebben van de particuliere opdrachtgever die een unieke woning wil.
Maar schijn bedriegt. De fabriekswoning met tal van opties wordt een stuk goedkoper dan die unieke woning. Misschien aantrekkelijk genoeg om het collectieve particulier opdrachtgeverschap (cpo) nieuw leven in te blazen. Een cpo’tje van twintig particulieren kunnen zomaar twintig woningen bestellen. En wie zegt dat er geen producent van industrieel vervaardigde woningen komt, die de machines wél aan wil zetten voor één enkele woning?

Is het zinvol om juist nu, nu het zo goed gaat in de bouw, even de tijd te nemen om met de leden van AFNL-brancheverenigingen eens te dimdammen over de toekomst? Misschien. Moeten we, pak ’m beet, met vijftig mkb’ers een Research en Development inrichten? Misschien. Moeten we naar een collectief van mkb-bouwers die gezamenlijk een woningenfabriek bouwen? Misschien. Gaan we op zoek naar nieuwe verdienmodellen? Of is er gewoon niks aan het handje? Wie het weet mag het zeggen.